Eindejaarstips 2024
De wijzigingen in 2025 op fiscaal gebied
Nu het einde van het jaar 2024 nadert, is dit een goed moment om na te gaan of u nog actie moet ondernemen op fiscaal gebied. Sommige zaken kunnen niet wachten tot 2025, terwijl andere vragen om uitstel tot in het nieuwe jaar. In ieder geval zijn er verschillende veranderingen die aandacht vragen. Welke dat zijn, leest u in deze Eindejaarstips 2024.
Wij hebben deze Eindejaarstips 2024 verdeeld in de volgende onderwerpen:
De voorgestelde maatregelen zullen per 1 januari 2025 in werking treden, tenzij anders vermeld.
1. ALLE ONDERNEMERS
1.1 Benut resterende vrije ruimte in de WK
Benut de vrije ruimte voor de werkkostenregeling (WKR) goed. Heeft u nog ongebruikte ruimte? Dan kunt u misschien dit jaar uw werknemers nog belastingvrije vergoedingen of verstrekkingen geven. U kunt een ongebruikt deel van de vrije ruimte niet doorschuiven naar volgend jaar. U hoeft de afrekening van de werkkostenregeling over het jaar 2024 (eindheffing werkkostenregeling) pas mee te nemen in de aangifte loonheffingen over februari 2025. Deze aangifte verzorgt en betaalt u in maart 2025.
Tip!
In 2024 is de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de loonsom 1,92%. Daarboven geldt een percentage van 1,18%. In 2025 stijgt het percentage over de eerste € 400.000 van de loonsom naar 2,00%. Mocht u verwachten dat in 2025 de vrije ruimte boven de eerste € 400.000 uitkomt dan kan het voordelig zijn om een deel van de vergoedingen en verstrekkingen van volgend jaar naar voren te halen.
Pas eventueel de concernregeling toe. Dan ontstaat in feite een gezamenlijke vrije ruimte die uitgewisseld kan worden tussen concernmaatschappijen.
Let op!
Als u gebruik maakt van de concernregeling kan in 2024 maar één keer gebruik worden gemaakt van de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de loonsom. Raadpleeg uw RB over wat voordeliger is: het onderling uitwisselen van ongebruikte vrije ruimte of meermaals gebruik maken van de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de loonsom.
Tip!
Leg schriftelijk en tijdig (vooraf!) vast dat u vergoedingen en verstrekkingen heeft aangewezen en welke dit zijn. Dit voorkomt veel discussies met de Belastingdienst.
1.2 Gerichte vrijstelling voor thuiswerken
Een werkgever mag (onder voorwaarden) aan haar werknemer een onbelaste vergoeding per thuiswerkdag geven. Voor 2024 is deze vergoeding € 2,35. Voor 2025 wordt deze vergoeding waarschijnlijk € 2,40. Voor werknemers die structureel thuiswerken geldt een praktische regeling, waardoor onder voorwaarden een vaste vergoeding mag worden gegeven.
Tip!
Wilt u gebruik gaan maken van deze gerichte vrijstelling? Raadpleeg uw adviseur bij AAme.
Let op!
Werkt de werknemer op dezelfde dag thuis en op kantoor, dan kunnen de reiskostenvergoeding en de thuiswerkvergoeding niet allebei worden toegepast. De werkgever moet kiezen tussen één van beide. Heeft de werknemer een auto of fiets van de zaak of beschikt hij over een OV-chipkaart of OV-abonnement, dan kan op de dag dat daarvan gebruik wordt gemaakt voor woon-werk verkeer, geen thuiswerkvergoeding worden gegeven. Is sprake van een vaste vergoeding voor thuiswerken en woning-werkverkeer, dan hoeven deze vergoedingen bij een incidentele afwijking van het thuiswerkpatroon niet te worden aangepast.
1.3 Kies jaarlijks wel of geen toepassing 30%-regeling
Heeft u zogenoemde extraterritoriale (inkomende of uitgezonden) werknemers in dienst? Dan moet u vanaf 2023 jaarlijks kiezen of u hun werkelijke extraterritoriale kosten vergoedt of dat u gebruik maakt van de zogenoemde 30%-regeling. Die keuze wordt gemaakt in het eerste loontijdvak van het jaar waarin u deze kosten vergoedt. Als binnen vier maanden na de eerste tewerkstelling van een ingekomen werknemer een 30%-beschikking wordt aangevraagd, dan geldt het eerste loontijdvak na die vier maanden als keuzetijdvak voor de rest van het jaar.
Let op!
De versobering van de 30%-regeling per 1 januari 2024 voor inkomende werknemers wordt grotendeels teruggedraaid. Met ingang van 2027 komt er een constant forfait van 27%. Verder komen er hogere salarisnormen. Gedurende de kalenderjaren 2025 en 2026 gaat een constant forfait van maximaal 30% gelden. De wijzigingen hebben geen gevolgen voor ingekomen werknemers waarvoor uiterlijk in 2023 de 30%-regeling is toegepast.
1.4 Fiscale subsidie: gebruik het loonkostenvoordeel
Als werkgever kunt u een loonkostenvoordeel (LKV) krijgen voor oudere of arbeidsgehandicapte werknemers. Ga snel na of u het LKV kunt krijgen. Het LKV wordt alleen toegekend als er een doelgroepverklaring is afgegeven aan de werknemer. Er kan dan direct in de aangiften loonheffing rekening mee worden gehouden. De volgende loonkostenvoordelen kunnen worden aangevraagd:
- LKV oudere werknemer;
- LKV arbeidsgehandicapte werknemer;
- LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden;
- LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer.
Uw werknemer(of u, als uw werknemer u machtigt) moet binnen drie maanden nadat de werknemer bij u in dienst is getreden de doelgroepverklaring aanvragen bij het UWV of de gemeente. Na die drie maanden heeft de werknemer geen recht meer op die doelgroepverklaring en kunt u geen LKV meer aanvragen voor uw werknemer.
De voorwaarden voor het LKV herplaatsen van een arbeidsgehandicapte werknemer worden verruimd. Het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers wordt stapsgewijs afgebouwd voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen op of na 1 januari 2024.
Tip!
Om voor uw werknemer LKV te kunnen ontvangen, moet u een kopie van de doelgroepverklaring van uw werknemer hebben. Zorg ervoor dat u uw werknemer daarvan tijdig op de hoogte brengt.
1.5 Fiscale subsidie: gebruik het lage-inkomensvoordeel
U kunt als werkgever een tegemoetkoming krijgen door mensen met een laag inkomen aan te nemen. Dit lage-inkomensvoordeel (LIV) is een fiscale subsidie voor het in dienst hebben van mensen die een gemiddeld uurloon hebben van minimaal € 14,33 tot maximaal € 14,91. Het voordeel op de loonkosten per in dienst genomen werknemer is maximaal € 960 per werknemer per jaar. Met ingang van 2025 komt de LIV te vervallen.
Tip!
U hoeft als werkgever het LIV niet aan te vragen. Het UWV beoordeelt op basis van de ingediende aangifte loonheffingen voor welke werknemers u recht heeft op het LIV. Daarvoor is het gemiddeld uurloon van de betreffende werknemers en het aantal verloonde uren (ten minste 1.248 per kalenderjaar) van belang. Vul dus in uw aangifte ook het aantal verloonde uren goed in. De Belastingdienst betaalt het LIV over 2024 in 2025 automatisch aan u uit.
1.6 Onbelaste vergoeding voor het woon-werkverkeer wordt niet verhoogd
Werkgevers kunnen werknemers een belastingvrije vergoeding geven voor de kosten van het reizen van huis naar een vaste arbeidsplaats. Die onbelaste vergoeding is in 2024 € 0,23 per kilometer, voor de heen- én de terugreis.
In 2025 blijft deze onbelaste vergoeding € 0,23 per kilometer. Werknemers die structureel tussen woonplaats en vaste arbeidsplaats reizen, kunnen onder voorwaarden een vaste vergoeding ontvangen. Wilt u gebruik gaan maken van deze gerichte vrijstelling in combinatie met een thuiswerkvergoeding? Neem dan contact op met uw RB om te bekijken wat de mogelijkheden zijn.
Let op!
Werkt de werknemer op dezelfde dag thuis en op kantoor, dan kunnen de reiskostenvergoeding en de thuiswerkvergoeding niet allebei worden toegepast. Zie paragraaf 1.2 voor meer informatie.
1.7 Dien je WBSO-aanvraag op tijd in!
Werkgevers kunnen via de WBSO een fiscale tegemoetkoming krijgen voor innovatiekosten. Dit omvat salariskosten en overige kosten van innovatie. Vraag de WBSO vooraf online aan bij RVO (rvo.nl).
Let op!
Dien je aanvraag voor de eerste periode van 2025 uiterlijk 20 december 2024 in bij RVO!
1.8 Informatieverstrekking uitbetaalde bedragen aan derden
Werkgevers zijn verplicht informatie te verstrekken aan de Belastingdienst over uitbetaalde bedragen aan derden waarop geen loonheffingen zijn ingehouden. Als u dergelijke betalingen doet aan een natuurlijk persoon, moet u de Belastingdienst informeren over een aantal zaken, waaronder: naam, adres, woonplaats, geboortedatum, burgerservicenummer (BSN) en de in het kalenderjaar betaalde bedragen inclusief kostenvergoedingen. De informatieplicht geldt niet voor, onder andere, betalingen aan werknemers, artiesten, beroepssporters, of vrijwilligers. Ook geldt de informatieplicht niet voor personen die een factuur met btw hebben uitgereikt, mits die factuur voldoet aan de eisen van de Wet op de omzetbelasting 1968. Ook indien de omzetbelasting wordt verlegd, dient u een overzicht te verstrekken van de uitbetaalde bedragen. Voor 2024 kunt u de informatie aanleveren in de loop van het jaar zelf, maar uiterlijk in januari 2025.
Tip!
Begin tijdig met het in kaart brengen voor welke personen u aan deze informatieplicht moet voldoen en ga na of u over alle noodzakelijke gegevens (BSN!) beschikt.
1.9 Betaal minder belasting: benut de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
Bent u van plan om te investeren in uw onderneming? Mogelijk is het voordelig om dat nog dit jaar te doen of kunt u die investering juist beter (gedeeltelijk) uitstellen tot 2025. Op die manier kunt u optimaal gebruik maken van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) en betaalt u minder belasting. Voor de KIA moet u minimaal € 2.800 aan investeringen doen.
Investeert u meer dan € 387.580 (2024), dan heeft u geen recht op de KIA. Investeringen tot € 450 tellen niet mee. De KIA geldt zowel voor nieuwe als gebruikte bedrijfsmiddelen. Voor sommige bedrijfsmiddelen kunt u geen KIA krijgen, zoals grond, woningen en personenauto’s.
Tip!
Bent u vergeten om de investeringsaftrek toe te passen in uw aangifte, dan kunt u binnen vijf jaar nog een verzoek doen om deze alsnog toe te passen.
1.10 Betaal minder belasting: benut energie- en milieu-investeringsaftrek
Naast kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) kunt u ook recht hebben op energie-investeringsaftrek (EIA) als u investeert in bepaalde energiezuinige bedrijfsmiddelen of milieu-investeringsaftrek (MIA) als u bepaalde milieuvriendelijke investeringen doet. De EIA bedraagt 40% van de investering. De MIA bedraagt afhankelijk van het bedrijfsmiddel 27%, 36% of 45%. Alleen investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen komen voor de EIA of MIA in aanmerking. Kleine investeringen tot een bedrag van € 2.500 komen niet voor EIA of MIA in aanmerking. U krijgt alleen EIA of MIA als de investeringen binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting digitaal via het e-loket op mijn.rvo.nl zijn gemeld. Aan de hand van de energielijst of de milieulijst (te raadplegen op de site www.rvo.nl) kunt u bepalen of een bedrijfsmiddel in aanmerking komt voor EIA of MIA.
1.11 Voorkom een desinvesteringsbijtelling
Heeft u in de afgelopen vijf jaar investeringsaftrek toegepast? En verkoopt u het bedrijfsmiddel weer? Dan krijgt u misschien te maken met de desinvesteringsbijtelling. Dit is een bijtelling bij de winst van uw onderneming, waardoor u dus een stukje van de eerdere investeringsaftrek moet terugbetalen. De bijtelling geldt alleen als u voor meer dan € 2.600 aan bedrijfsmiddelen vervreemdt.
Tip! Heeft u in 2020 met investeringsaftrek geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel? Als u dat bedrijfsmiddel gaat afstoten, kunt u de desinvesteringsbijtelling voorkomen door de verkoop uit te stellen tot begin 2025.
1.12 Voorkom bijtelling bestelauto’s voor personeel
Heeft uw onderneming bestelauto’s die aan het personeel ter beschikking worden gesteld? Dan moeten de werknemers in principe belasting betalen over de bijtelling voor het privégebruik van de bestelauto.
Rijdt uw werknemer op jaarbasis minder dan 500 km privé met deze bestelauto? Dan kan de werknemer, net als voor een personenauto, voor een bestelauto een ‘Verklaring geen privégebruik auto’ aanvragen. Voor bestelauto’s zijn er daarnaast speciale mogelijkheden om de bijtelling te voorkomen als de werknemer niet privé kan of mag rijden met de bestelauto. Denk daarbij aan:
- een niet buiten werktijd te gebruiken bestelauto (auto ‘achter het hek’);
- een verbod op privégebruik bestelauto;
- een ’Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’.
U moet het privégebruik dan wel onmogelijk maken en het autogebruik controleren. Voor het verbod op privégebruik kunt u eventueel gebruik maken van een voorbeeldafspraak die u kunt downloaden van belastingdienst.nl.
Tip!
Worden de bestelauto’s doorlopend afwisselend gebruikt en is het privégebruik per werknemer niet te bepalen? Dan is een eindheffing van toepassing van € 300 per bestelauto. Met ingang van 2025 wordt deze eindheffing verhoogd naar € 438 per jaar. Vanaf 2026 wordt de eindheffing geïndexeerd. Als woon-werkverkeer niet is uitgesloten, leidt dit voor de btw wel tot een volle correctie btw voor privégebruik. Voor de btw is woon-werkverkeer namelijk privégebruik, tenzij u op verschillende plaatsen werkt en daarvoor een auto nodig hebt.
Let op!
Als de bestelauto door zijn aard en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen, hoeft u geen rekening te houden met een forfaitaire bijtelling. Bespreek uw situatie met uw adviseur bij AAme.
1.13 Betaal later belasting: schrijf willekeurig af op bedrijfsmiddelen
Als ondernemer moet u afschrijven op bedrijfsmiddelen als deze in waarde dalen door gebruik. Deze afschrijving is aftrekbaar van de winst. Soms kunt u gebruik maken van willekeurige afschrijving. Dit houdt in dat u sneller mag afschrijven. U haalt dan de kosten naar voren en stelt zo belastingheffing uit. Willekeurige afschrijving is er voor milieu-investeringen (VAMIL), maar ook voor startende ondernemers. Startende ondernemers kunnen in 2024 hun investeringen willekeurig afschrijven, als het maximale investeringsbedrag in 2024 € 387.580 bedraagt.
Tip!
Als u in 2025 het voornemen heeft om te investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen, dan kunt u wellicht deze investeringen naar voren halen om te profiteren van de willekeurige afschrijving in 2024.
1.14 Waardeer vorderingen, bedrijfsmiddelen en voorraad af
De bezittingen van uw onderneming staan op de (fiscale) balans voor de aankoopprijs, verminderd met de afschrijvingen. Dit noemen we de boekwaarde. Als de werkelijke waarde van de bezittingen lager is dan de boekwaarde, kunt u deze mogelijk afwaarderen. De afwaardering komt in mindering op uw winst uit de onderneming, waardoor u dit jaar minder belasting betaalt.
1.15 Stel belasting uit: vorm een HIR en onderbouw uw herinvesteringsvoornemen
Heeft uw onderneming dit jaar bedrijfsmiddelen verkocht en daarbij winst behaald? Dan moet u daar waarschijnlijk belasting over betalen. Dit kunt u voorkomen door de winst te reserveren in een herinvesteringsreserve (HIR).
U moet dan wel het voornemen hebben om in hetzelfde jaar of in de drie volgende jaren nieuwe investeringen te doen.
Zolang u niet overgaat tot investeren, moet u uw herinvesteringsvoornemen aannemelijk maken. Denk aan het vastleggen van de voorgenomen investeringen in een directiebesluit, aangevuld met vastleggingen van de concrete stappen die u heeft ondernomen om te herinvesteren. Bijvoorbeeld het aanvragen van offerten of via zoekopdrachten en dergelijke.
Let op!
Onder bijzondere omstandigheden kan de termijn om te herinvesteren worden verlengd. De coronacrisis was zo’n bijzondere omstandigheid. Vraag de Belastingdienst in dat geval vóór afloop van de driejaarstermijn om een verlenging van de termijn. Uw adviseur bij AAme kunt u hierbij helpen.
1.16 Herinvesteer op tijd
Heeft u in eerdere jaren een herinvesteringsreserve (HIR) gevormd? Dan blijft deze in principe maximaal drie jaar in stand.
Als u niet binnen die tijd investeert, dan wordt de HIR weer bij de winst opgeteld en moet u hierover alsnog belasting betalen. Een herinvesteringsreserve die in 2021 is gevormd, moet daarom uiterlijk op 31 december 2024 worden gebruikt voor een nieuwe investering in bedrijfsmiddelen. Investeer daarom op tijd. Van een herinvestering is al snel sprake. Het is namelijk al voldoende als u in 2024 het contract voor de investering tekent. Het bedrijfsmiddel hoeft dus nog niet in 2024 aan u geleverd of door u betaald te zijn.
1.17 Kijk naar de mogelijkheid om een voorziening te vormen
Weet u redelijk zeker dat u in 2025 bepaalde (grote) uitgaven moet doen? Dan kunt u misschien uw winst over 2024 al verlagen door een voorziening te vormen.
Let op!
Een voorziening mag u alleen vormen voor toekomstige uitgaven, als die worden veroorzaakt door feiten en omstandigheden die zich in 2024 of eerdere jaren voordeden. De toekomstige uitgaven moeten ook toe te rekenen zijn aan deze jaren.
1.18 Beperk de aftrekbeperking voor gemengde kosten
Gemengde kosten zijn kosten die zowel een zakelijk als een privé-element bevatten. Heeft u in 2024 gemengde kosten gemaakt? Dan zijn deze tot een bedrag van € 5.600 niet aftrekbaar. U kunt er echter ook voor kiezen deze kosten voor 80% in aftrek te brengen. Dat is voordelig als de beperkt aftrekbare kosten over 2024 minder dan € 28.000 bedragen.
Let op!
Voor ondernemingen die onder de vennootschapsbelasting vallen, gelden afwijkende regels. Drijft u uw onderneming als een bv? Dan is het bedrag van de beperkt aftrekbare kosten gelijk aan 0,4% van het belastbaar loon van werknemers met een minimum van € 5.600. De bv kan er ook voor kiezen om dit bedrag te vervangen door 73,5% van de werkelijke kosten, als dit bedrag lager is.
1.19 Btw-ondernemer met lage omzet: pas de kleineondernemersregeling toe
Ondernemers in Nederland met een btw-omzet tot € 20.000 kunnen kiezen voor de btw-vrijstelling voor kleine ondernemers: de kleineondernemersregeling (KOR). Deelname aan de KOR vermindert de administratieve verplichtingen voor de btw. De ondernemer mag dan geen btw meer in rekening brengen bij zijn afnemers én geen omzetbelasting als voorbelasting in aftrek brengen. Deze regeling geldt ook voor bv’s en andere rechtspersonen, zoals stichtingen en verenigingen.
Wilt u gebruik maken van de KOR, dan is de omzetbelasting op zakelijke kosten en investeringen niet aftrekbaar. Dat geldt ook voor btw die u heeft betaald in een ander EU-land, zoals de btw over tanken in Duitsland. Mogelijk moet u eerder in aftrek genomen btw terugbetalen, op grond van de herzieningsregels. Vraag uw adviseur bij AAme naar de gevolgen van de KOR voor uw onderneming.
De KOR wordt met ingang van 1 januari 2025 ingrijpend gewijzigd en zal ook gaan gelden voor andere landen binnen de Europese Unie. U zult hierbij niet meer dan € 100.000 aan omzet binnen de Europese Unie moeten hebben en ook niet meer omzet dan de drempelbedragen in iedere Lidstaat. Verder worden de termijnen voor deelname aan de KOR gewijzigd.
Tip!
Wilt u de KOR met ingang van 1 januari 2025 niet meer toepassen, dan kunt u zich afmelden met een speciaal formulier op de website van de Belastingdienst. Dit dient u uiterlijk op 3 december 2024 te doen. Het gevolg is dan wel dat u met ingang van 2025 maximaal twee jaar lang geen gebruik kunt maken van de KOR. Raadpleeg vooraf uw adviseur voor de gevolgen.
1.20 Corrigeer eerdere btw-aangiften
Constateert u dat u te veel of te weinig btw heeft afgedragen? Dan moet u dat corrigeren. U kunt die correctie verwerken in de eerstvolgende aangifte omzetbelasting. Voorwaarde is wel dat de btw-correctie niet hoger is dan € 1.000. Betreft het een grotere correctie? Dan moet u een aparte suppletieaangifte indienen.
1.21 Eénloketsysteem voor afstandsverkopen
Sinds 1 juli 2021 geldt de nieuwe EU-regeling btw e-commerce. Als u goederen levert aan klanten in de EU die geen btw-aangifte doen, kunt u gebruik maken van het zogenoemde éénloketsysteem. Dit scheelt een groot aantal registraties in de landen waar u de goederen levert.
Tip!
Maakt u nog geen gebruik van het éénloketsysteem? Vraag uw adviseur bij AAme naar de mogelijkheden.
1.22 Herziening btw bij gemengde prestaties
Wanneer u als ondernemer investeringsgoederen gebruikt voor zowel belaste als vrijgestelde prestaties, dan kunt u de btw op die investeringsgoederen niet volledig terugvragen. De aftrek wordt gebaseerd op de pro rata verhouding van de belaste en vrijgestelde prestaties in het boekjaar van ingebruikname. Wanneer deze pro rata verhouding in de jaren daarna wijzigt, moet u jaarlijks beoordelen of de teruggevraagde btw op de investeringsgoederen herzien moet worden. Voor roerende zaken bedraagt de herzieningsperiode 4 jaar na het jaar van ingebruikname en voor onroerende zaken 9 jaar na het jaar van ingebruikname. Het gaat voor de herziening jaarlijks om maximaal het 1/5e respectievelijk 1/10e deel van de teruggevraagde btw. Als het verschil met het teruggevraagde bedrag voor dat jaar minder is dan 10%, kan herziening achterwege blijven.
Met ingang van 1 januari 2026 komt er ook een herzieningsregeling van 4 jaar na het jaar van ingebruikname voor investeringsdiensten aan onroerende zaken zoals verbouwingen. Er geldt een drempelbedrag van € 30.000. De nieuwe regeling geldt alleen voor ingebruiknames vanaf 1 januari 2026.
Tip!
Kijk of u de verbouwing en de ingebruikname nog vóór 1 januari 2026 kunt afronden. Dan krijgt u daarvoor nog niet te maken met de nieuwe regels.
1.23 Let op btw in verband met privégebruik en Besluit uitsluiting aftrek (BUA)
Gebruikt u goederen of diensten van uw onderneming voor privégebruik van uzelf of uw personeel? Of gebruikt u deze voor het voeren van een zekere staat, relatiegeschenken of giften aan niet-aftrekgerechtigden of voor personeelsvoorzieningen? Dan bent u hierover mogelijk btw verschuldigd. Met ingang van 1 januari 2024 mag het bedrag van een te betalen eigen bijdrage voor personeelsverstrekkingen, relatiegeschenken of andere giften niet meer in mindering worden gebracht op het totaal van de uitgaven dat wordt getoetst aan het drempelbedrag van het BUA. Overleg voor de gevolgen met uw adviseur bij AAme.
1.24 Vraag BTW van niet-betalende debiteuren terug
Weet u zeker dat klanten uw facturen niet meer zullen betalen? Dan kunt u de btw terugvragen, die u op die facturen in rekening heeft gebracht en afgedragen aan de Belastingdienst. Dit kunt u in ieder geval doen als de factuur een jaar na het verstrijken van de uiterste betaaldatum nog niet is betaald. Bent u geen betalingstermijn overeengekomen? Dan geldt een betalingstermijn van 30 dagen na ontvangst van de factuur door uw klant. U kunt de btw die u niet ontvangt in uw normale aangifte omzetbelasting terugvragen.
1.25 Beoordeel uw huurcontracten op servicekosten
De regeling rond servicekosten en omzetbelasting wordt met ingang van 2025 gewijzigd. Hierdoor kan mogelijk de omzetbelasting op de servicekosten door de verhuurder niet langer in aftrek gebracht worden. Raadpleeg uw adviseur bij AAme of de contracten nog aan de voorwaarden voldoen om de omzetbelasting in aftrek te brengen en laat deze indien mogelijk aanpassen.
1.26 Afschaffing ondernemersvrijstelling bpm bestelauto’s in 2025
Bent u ondernemer voor de btw en schaft u een bestelauto aan in uw onderneming? Dan kunt u nu nog gebruik maken van de vrijstelling voor de bpm voor bestelauto’s onder de ondernemersregeling. Die regeling wordt in 2025 afgeschaft. De grondslag voor de bpm wordt dan gebaseerd op de CO2-uitstoot, zoals ook geldt voor personenauto’s. De afschrijvingstermijn voor de bpm wijzigt dan van 5 naar 25 jaar.
Tot 31 december 2024 en bij ongewijzigd gebruik ook daarna kunt u gebruik maken van deze ondernemersvrijstelling, zolang u aan de voorwaarden blijft voldoen. Gedurende de nog niet verstreken duur van de vijfjaarstermijn na die datum, hoeft u bij verkoop aan een particulier het vrijgestelde bedrag aan bpm niet terug te betalen.
Tip!
Koop nog in 2024 een nieuwe bestelauto zonder bpm!
1.27 Zorg voor liquiditeit: verzoek om voorlopige verliesverrekening
Verwacht u dat uw onderneming in 2024 een verlies lijdt, terwijl u wel een voorlopige aanslag 2024 hebt betaald? Dien dan een verzoek in om vermindering van uw voorlopige aanslag 2024. Daarmee voorkomt u namelijk dat u te veel belasting vooruitbetaalt. U heeft dan meer geld beschikbaar voor uw ondernemingsactiviteiten.
Als het boekjaar voorbij is en uw aangifte is ingediend, kunt u ook een verzoek doen om een voorlopige verliesverrekening. Het voordeel daarvan is dat u alvast 80% van het verlies kunt verrekenen met winsten uit eerdere jaren. U krijgt dan sneller geld terug. Vraag dus snel een voorlopige verliesverrekening aan.
Let op!
De voorlopige verliesverrekening wordt later verrekend met de definitieve verliesverrekening. De voorlopige verliesverrekening leidt dus eerder tot meer liquiditeit, maar niet tot een hoger bedrag.
1.28 Bewaartermijnen: controleer uw administratie
U bent verplicht om uw administratie minimaal 7 jaar te bewaren. In sommige situaties is de bewaartermijn nog langer. Denk bijvoorbeeld aan de gegevens van onroerende zaken waarvoor een herzieningstermijn van 10 jaar geldt. Daarvoor is de bewaartermijn langer. Controleer dus goed of u uw gegevens wel goed bewaart.
Is de bewaartermijn voorbij? Dan kunt u alles vernietigen. Let er daarbij op dat er geen privacygevoelige informatie naar buiten komt.
1.29 Versoepeling bijzondere betalingsregeling (corona)belastingschulden
Veel ondernemers zijn bezig met het terugbetalen van de coronabelastingschulden. Heeft u moeite met aflossen van deze coronabelastingschulden? Dan kunt u de Belastingdienst verzoeken om de betalingsregeling te versoepelen. U kunt onder voorwaarden verzoeken om betaling in kwartaaltermijnen in plaats van maandtermijnen, om een betaalpauze van maximaal zes aaneengesloten maanden of twee aaneengesloten kwartalen, om verlenging van de terugbetalingsperiode naar 7 jaar in plaats van 5 jaar, of om een combinatie van deze versoepelingen. Vraag uw adviseur bij AAme naar de mogelijkheden en voorwaarden.
Let op!
Versoepelen van de betalingsregeling heeft gevolgen voor de te betalen invorderingsrente. De invorderingsrente bedraagt vanaf 1 juli 2022 1%, vanaf 1 januari 2023 2%, vanaf 1 juli 2023 3% en vanaf 1 januari 2024 4%.
1.30 Profiteer dit jaar nog van de ISDE
Als u in 2025 het voornemen heeft om te investeren in warmtepomp, zonneboiler en/of kleinschalige windturbines, kunt u wellicht deze investeringen naar voren halen om te profiteren van de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE). Raadpleeg uw adviseur bij AAme voor de mogelijkheden.
1.31 Opheffing handhavingsmoratorium zzp’ers vanaf 2025
Vanaf 2025 komt er een einde aan het handhavingsmoratorium. Dit houdt in dat de Belastingdienst weer gaat handhaven op schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst kan vanaf 2025 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2025 correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes opleggen als blijkt dat een zzp’er toch voldoet aan de criteria van een arbeidsverhouding. Daarbij geldt een overgangsperiode van 1 jaar waarin werkgevers en werkenden nog geen vergrijpboete krijgen als zij kunnen bewijzen dat zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid. Verzuimboetes kunnen wel worden opgelegd.
Tip!
Beoordeel nu al de arbeidsrelatie met al je zzp’ers kritisch. Raadpleeg uw adviseur bij AAme.
1.32 Samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij overdracht aandelen in vastgoedrechtspersoon vervalt
Met ingang van 1 januari 2025 vervalt de samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting bij overdracht van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon (OZR) met nieuw vervaardigd onroerend goed of een bouwterrein. De vrijstelling blijft wel mogelijk indien het onroerend goed of het bouwterrein ten minste twee jaren na de verkrijging daarvan voor minimaal 90% worden gebruikt voor met omzetbelasting belaste prestaties. Indien de vrijstelling niet van toepassing is, geldt er een tarief van 4% voor de overdrachtsbelasting. Er is overgangsrecht voor verkrijgingen die schriftelijk voor 19 september 2023 om 15:15 uur zijn overeengekomen. U moet daarvan wel vóór 1 april 2024 een melding bij de inspecteur hebben gedaan.
Tip!
Laat de overdracht van aandelen in een rechtspersoon met nieuw vervaardigd onroerend goed of een bouwterrein nog in 2024 plaatsvinden. Vraag uw adviseur naar de mogelijkheden.
1.33 Verlaagde tarief omzetbelasting vervalt voor diverse agrarische leveringen en diensten
Met ingang van 2025 vervalt voor diverse leveringen van agrarische goederen en agrarische diensten het lage tarief voor de omzetbelasting. Het betreft de posten tabel I, onderdeel a, posten 2 (diverse granen en peulvruchten), 3 (pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit), 4 (dieren), 40 (beetwortelen), 41 (diverse land en tuinbouwzaden), 43 (rondhout), 44 (stro en veevoeders), 45 (vlas) en 46 (wol).
Verder komen de opfok van dieren en het opkweken van planten met ingang van 2025 eveneens onder het hoge tarief voor de omzetbelasting te vallen. Dit is met name van belang voor de opfok van paarden.
2. IB ONDERNEMERS
2.1 Zorg voor een urenadministratie!
Het urencriterium is de sleutel tot vele fiscale tegemoetkomingen voor IB-ondernemers. Denk aan de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek, de oudedagsreserve, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk en de meewerkaftrek. U moet aannemelijk maken dat u in een kalenderjaar ten minste 1.225 uur aan de onderneming hebt besteed. Als u geen startende ondernemer (meer) bent en u verricht naast het werk voor uw onderneming nog andere werkzaamheden (in of buiten dienstbetrekking), dan moet u ook aannemelijk maken dat meer dan de helft van de voor werkzaamheden beschikbare tijd is besteed aan uw onderneming.
Tip!
Bent u startende ondernemer, houd al uw werkzaamheden inclusief tijdsbesteding voor uw onderneming nauwkeurig bij en raadpleeg op tijd uw adviseur bij AAme.
Let op!
Vanaf ingang 1 januari 2023 wordt de zelfstandigenaftrek jaarlijks verlaagd. De zelfstandigenaftrek wordt:
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 |
€ 5.030 | € 3.750 | € 2.470 | € 1.200 | € 900 |
De startersaftrek blijft ongewijzigd.
2.2 Afstorten van de oudedagsreserve en/of stakingswinst ter vermindering van box 3-heffing
Als u dit jaar in privé van plan bent om uw pensioenpot aan te vullen door middel van het afstorten van de oudedagsreserve en/of stakingswinst in een lijfrenteproduct, doe dit dan voor 1 januari 2025. Hiermee verlaagt u uw vermogen in box 3, waardoor de box 3-heffing waarschijnlijk lager wordt.
2.3 Afstorten van de oudedagsreserve in lagere winstjaren
Als u dit jaar een lage winst verwacht en u heeft liquiditeiten, dan kunt u de oudedagsreserve afstorten in een lijfrenteproduct. De vrijval van de oudedagsreserve wordt door de mkb-winstvrijstelling tegen een lager tarief belast dan de lijfrenteaftrek. Daarnaast wordt de fiscale ondernemingswinst met de vrijval van de oudedagsreserve hoger. Hierdoor wordt mogelijk ook de arbeidskorting hoger en bespaart u extra inkomstenbelasting. Overleg met uw AAme-adviseur of dit voor u voordelig is.
2.4 Kies voor een zakelijke beloning voor uw meewerkende partner
Als uw partner meewerkt in de zaak, is het reëel om daarvoor een adequate beloning toe te kennen. U heeft de keuze uit vier mogelijkheden, te weten: u kunt een man/vrouwfirma aangaan, u kunt een dienstbetrekking met uw partner aangaan, een reële arbeidsbeloning overeenkomen of kiezen voor de meewerkaftrek. De keuze voor een man/vrouwfirma is complex. Raadpleeg daarvoor uw RB.
Voor een civielrechtelijke dienstbetrekking met uw partner is vereist dat er sprake is van een gezagsverhouding uit hoofde van de dienstbetrekking. Bij zo’n dienstbetrekking kunt u gebruik maken van faciliteiten in de loonbelasting. Kiest u ervoor om uw partner een reële arbeidsbeloning toe te kennen? Dan kunt u deze vergoeding als arbeidskosten ten laste van de winst brengen. Vereist is dan wel dat die vergoeding € 5.000 of meer bedraagt en ook daadwerkelijk betaald wordt.
U kunt de meewerkaftrek toepassen als u als ondernemer winst geniet, aan het urencriterium voldoet en uw partner in het kalenderjaar minimaal 525 uren arbeid in uw onderneming verricht zonder daarvoor enige vergoeding te ontvangen die u ten laste van uw winst kunt brengen. De aftrek bedraagt een percentage van de winst oplopend van 1,25% tot maximaal 4%, afhankelijk van het aantal uren dat uw partner meewerkt. In tegenstelling tot de dienstbetrekking en de arbeidsbeloning van € 5.000 of meer, is uw partner geen belasting verschuldigd over de door u geclaimde meewerkaftrek.
De keuze voor een dienstbetrekking, een reële arbeidsbeloning of de meewerkaftrek wordt bepaald door de feitelijke situatie. Laat uw adviseur bij AAme nog voor het einde van het jaar nagaan welke mogelijkheid voor u en uw partner de beste is.
Let op!
De meewerkaftrek is in 2024 slechts aftrekbaar tegen maximaal 36,97% en in 2025 tegen maximaal 37,48%.
2.5 Sluit een arbeidsongeschiktheidsverzekering af in een gunstig jaar
Op Prinsjesdag 2024 is bekend gemaakt dat het huidige kabinet er naar streeft om de basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen verplicht te stellen voor ondernemers met ingang vanaf 2027. De premie is fiscaal aftrekbaar. Overleg met uw adviseur bij AAme of het fiscaal voordelig is om nu al een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten.
3. ONDERNEMERS MET EEN BV
3.1 Tweeschijventarief aanmerkelijk belang 2024
Vanaf 2024 bestaat het belastingtarief in box 2 uit twee tarieven. Over de eerste € 67.000 betaalt u dan 24,5% belasting, daarboven 33%. Denk aan dividend uit uw bv of de verkoop van uw bv. In 2025 wordt het hoge tarief verlaagd naar 31% (en de tariefgrens verhoogd naar € 67.804). Let er wel op dat dividend vanaf 2025 invloed kan hebben op de hoogte van de algemene heffingskorting. Overleg daarom tijdig met uw RB als u plannen heeft om in de toekomst dividend uit te keren of uw aandelen te verkopen.
Tip!
Wellicht kan het naar voren halen of juist het uitstellen van een dividenduitkering naar volgend jaar fiscaal voordelig zijn. Raadpleeg op tijd uw adviseur bij AAme.
3.2 Wet excessief lenen bij eigen vennootschap
Met ingang van 1 januari 2023 is de Wet excessief lenen bij de eigen bv ingevoerd. Op peildatum 31 december toetst de Belastingdienst of u fiscaal te veel heeft geleend bij uw eigen bv. Heeft u op 31 december 2024 samen met uw partner of hebben met u verbonden personen meer dan € 500.000 geleend van uw bv? Dan wordt het meerdere aangemerkt als fictief inkomen in box 2. Een schuld aan de bv in verband met een eigen woning wordt onder voorwaarden buiten beschouwing gelaten. Neem over de gevolgen van deze wet tijdig contact op met uw adviseur.
Let op!
Op dit moment is onduidelijk of de wet excessief lenen in strijd is met Europees recht. Wellicht is het zinvol om bezwaar te maken tegen de definitieve aanslag waarin het fictieve inkomen vanwege excessief lenen is opgenomen. Overleg met uw RB of bezwaar maken tegen excessief lenen zinvol is!
3.3 Benut de algemene heffingskorting van uw partner
Wanneer uw partner geboren is na 31 december 1962, wordt de algemene heffingskorting niet aan de partner uitbetaald als de partner in 2024 geen inkomsten heeft. Laat daarom de algemene heffingskorting van 2024 (€ 3.362) niet liggen en laat uw bv in 2024 een dividend van € 13.723 uitkeren. In de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2024 wordt deze dividenduitkering als inkomen in box 2 toegerekend aan de partner. De partner is hierover 24,5% belasting (€ 3.362) verschuldigd, welke verrekend kan worden met de algemene heffingskorting van € 3.362. Dit betekent dat de dividenduitkering in 2024 van € 13.723 belastingvrij wordt ontvangen. Vraag uw AAme-adviseur om advies.
3.4 Let op met uitkeren van dividend
Keert uw bv dividend uit, dan betaalt u daar in box 2 belasting over. Op dit moment betaalt u over dat dividend 24,5% of 33% belasting. U kunt de ontvangen bedragen bijvoorbeeld gebruiken voor het aflossen van privéschulden, privé-uitgaven of het verminderen van een lening of rekening courant met uw bv. Als u het dividend niet gebruikt voor het aflossen van leningen, maar op uw spaarrekening laat staan, kan dat gevolgen hebben voor de te betalen belasting in box 3 en voor uw heffingskortingen. Vraag uw adviseur bij AAme om advies.
Tip!
Wellicht kan het naar voren halen of juist het uitstellen van een dividenduitkering naar volgend jaar fiscaal voordelig zijn. Raadpleeg op tijd uw adviseur bij AAme.
3.5 Beoordeel uw gebruikelijk loon
Bent u directeur grootaandeelhouder (dga)? Dan wordt u geacht ten minste een ‘gebruikelijk’ loon te hebben. U kunt dit loon zelf vaststellen. Uw gebruikelijk loon is in 2024 ten minste gelijk aan het hoogste van de drie volgende bedragen:
- 100% van het loon uit de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’;
- het hoogste loon van de overige werknemers binnen de onderneming of daarmee verbonden lichamen;
- € 56.000.
Soms mag u een lager gebruikelijk loon hanteren dan € 56.000. Bijvoorbeeld als u slechts in deeltijd werkt voor uw bv. U moet dan wel kunnen aantonen dat u daadwerkelijk minder dan 40 uur per week werkt en dat het evenredig deel van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking of het hoogste loon van uw werknemer lager is dan € 56.000.
3.6 Voorkom belasting over een extra beloning: dividend in plaats van loon
Drijft u uw onderneming via een bv en wilt u dit jaar uzelf nog een bonus uitkeren? Door dividend uit te keren in plaats van een bonus, kunt u wellicht belasting besparen. Vraag uw adviseur bij AAme om advies.
Let op!
Voor het uitbetalen van dividend moeten wel een balanstest en een uitkeringstoets worden gedaan. Ga dit altijd na.
3.7 Niet te verrekenen AB-verlies: vraag om omzetting in korting
Heeft u, de dga en uw partner geen aanmerkelijk belang meer, maar nog wel niet verrekende verliezen uit aanmerkelijk belang? Vraag de Belastingdienst dan om het nog niet verrekend verlies uit aanmerkelijk belang om te zetten in een belastingkorting van 24,5% (2024) van het bedrag van dit verlies. Neem voor meer informatie contact op met uw adviseur bij AAme.
3.8 Liquidatie van een deelneming: pak het verlies
Als de bv een deelneming – een dochtervennootschap – liquideert, is het liquidatieverlies aftrekbaar: de deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op een liquidatieverlies. Het liquidatieverlies kan pas in aanmerking worden genomen als de vereffening van de dochtervennootschap is voltooid. Als uw bv nog in 2024 een liquidatieverlies wil nemen, zorg dan dat de vereffening nog in 2024 helemaal is afgerond. Kunt u het verlies fiscaal beter in een volgend jaar gebruiken? Wacht dan met het voltooien van de vereffening, dan blijft het fiscaal verlies langer verrekenbaar.
Let op!
U kunt het liquidatieverlies alleen in aanmerking nemen als u vereffent binnen 3 jaar na het kalenderjaar waarin de bv is gestaakt.
3.9 Ga een fiscale eenheid aan en behaal voordeel
Heeft u meerdere besloten vennootschappen, dan moet u voor elke vennootschap een aangifte vennootschapsbelasting indienen. Dat verandert als u verzoekt om besloten vennootschappen samen op te nemen in een fiscale eenheid. Dan hoeft er nog maar één aangifte vennootschapsbelasting te worden ingediend. Ook zijn dan de meeste onderlinge transacties voor de vennootschapsbelasting niet meer relevant. Daardoor hoeft u over de winst op deze transacties geen belasting te betalen.
Bovendien kunnen verliezen van de ene vennootschap worden verrekend met de winsten van de andere vennootschap.
Om een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting aan te kunnen gaan, moet voldaan worden aan een aantal vereisten. Zo moet de moedermaatschappij minstens 95% van de aandelen bezitten.
Tip!
Binnen een fiscale eenheid vennootschapsbelasting moeten de maatschappijen de verschuldigde vennootschapsbelasting verdelen. Zorg daarom voor een overeenkomst waarin de verrekening van deze vennootschapsbelasting goed is vastgelegd.
Let op!
Raadpleeg uw adviseur of een fiscale eenheid voordelig kan zijn. Wilt u met ingang van 1 januari 2025 een fiscale eenheid aangaan, dan moet voor 1 april 2025 een verzoek worden ingediend.
3.10 Verbreek uw fiscale eenheid tijdig en voorkom nadelen
Heeft u een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting? Dan kan deze veel voordelen bieden. Een fiscale eenheid kan echter ook nadelen hebben. Alle vennootschappen zijn namelijk hoofdelijk aansprakelijk voor de vennootschapsbelastingschuld van de fiscale eenheid. Dit nadeel kunt u voor toekomstige schulden voorkomen door de fiscale eenheid te verbreken.
Een verzoek om de fiscale eenheid te verbreken moet worden gedaan vóór het gewenste moment van verbreking. Dus als u de fiscale eenheid per 1 januari 2025 moet verbreken, dan moet u het verzoek uiterlijk op 31 december 2024 hebben gedaan.
3.11 Meld het verbreken van een fiscale eenheid voor de btw
Bestaat uw onderneming uit meerdere bv’s die een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormen? En verkoopt u een van die bv’s? Dan verbreekt deze fiscale eenheid. U moet dat wel melden bij de Belastingdienst, anders blijven de overgebleven bv’s aansprakelijk voor de btw-schulden van de verkochte bv en ook voor de btw-schulden van de verkochte bv die ná de verkoop van de aandelen ontstaan.
3.12 Profiteer van het lage VPB-tarief!
Houd de winst van uw bv onder € 200.000 om te profiteren van het lage VPB-tarief van 19%. Haal kosten naar voren en stel opbrengsten uit om vennootschapsbelasting te besparen. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen of van vervroegd afschrijven. Overleg met uw RB of dit voor u mogelijk is.
3.13 Overweeg verbreking fiscale eenheid btw
Veel ondernemingen zitten in zwaar weer als gevolg van de coronacrisis. Draait een van uw werkmaatschappijen slecht? Vreest u dat die dochtervennootschap het niet gaat redden?
Als uw holding met die werkmaatschappij een fiscale eenheid voor de btw vormt, kunt u overwegen om die eenheid te verbreken. Als uw werkmaatschappij het niet redt, moet uw holding namelijk opdraaien voor de btw-schuld van de werkmaatschappij.
Let op!
De verbreking van de fiscale eenheid btw vergt een ingreep in de feitelijke verhoudingen. Overleg met uw AAme-adviseur of dat wenselijk is en hoe u dat in uw situatie het beste kunt aanpakken. Van de verbreking van de fiscale eenheid btw dient in ieder geval schriftelijk melding te worden gedaan bij de Belastingdienst.
3.14 Pas de fiscale stimuleringsmaatregelen voor innovatie toe
Drijft u een onderneming via een bv? Dan kunt u misschien de innovatiebox toepassen. Winst die uw onderneming behaalt met innovatieve activiteiten, wordt dan slechts tegen een tarief van 9% belast. Er zijn ook andere fiscale stimuleringsmaatregelen die (veel) liquiditeiten kunnen opleveren. Denk bijvoorbeeld aan de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-regeling).
3.15 Meld betalingsonmacht tijdig
Kan uw bv de verschuldigde loonheffing en/of omzetbelasting niet op tijd betalen? Zorg er dan voor dat u als bestuurder van de bv die betalingsonmacht tijdig meldt bij de Belastingdienst. Doet u dat niet, dan kunt u als bestuurder aansprakelijk worden gesteld voor de schulden van de bv. De melding moet snel gebeuren: over het algemeen binnen twee weken nadat de bv de belasting had moeten betalen.
Tip!
Mogelijk is het een optie om te verzoeken om versoepeling van de betalingsregeling voor (corona)belastingschuld.
Let op!
Neem bij liquiditeitsproblemen zo snel mogelijk contact op met uw adviseur om te bespreken of, wanneer en hoe een melding moet worden gedaan.
3.16 Check de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2024
De regels over belastingrente zijn streng. Zeker in vergelijking tot de rente op een spaarrekening is de rente die u aan de Belastingdienst moet betalen erg hoog. Voor alle belastingen geldt vanaf 2025 het tarief van 6,5% (afhankelijk van de ECB-rente), met uitzondering van de vennootschapsbelasting waarvoor 9% (afhankelijk van de ECB-rente) geldt. U moet dus kritisch zijn op uw voorlopige aanslag of voorlopige teruggaaf. Heeft uw bv in 2024 beter gedraaid dan u dacht? Blijkt uit de (voorlopige) cijfers dat de bv over 2024 vennootschapsbelasting moet bijbetalen? Vraag dan om een aanpassing van de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2024. Hiermee kunt u belastingrente voorkomen.
Let op!
De rechtbank heeft recent beslist, dat de belastingrente voor de bv te hoog is. Overleg met uw adviseur bij AAme of bezwaar maken tegen de belastingrente zinvol is!
Tip!
Belastingrente voorkomt u door vóór 1 mei 2025 een verzoek om een voorlopige aanslag over 2024 in te dienen, of de aangifte vennootschapsbelasting over 2024 vóór 1 juni 2025 in te dienen.
3.17 Voorkom discussie: stel altijd een goede leningsovereenkomst op
De laatste jaren heeft de Belastingdienst veel aandacht voor leningen tussen vennootschappen. Als de lening niet op zakelijke voorwaarden is verstrekt, dan is de lening onzakelijk. Van een onzakelijke lening kan sprake zijn als er geen aflossingsschema is overeengekomen of als aan de schuldeiser onvoldoende zekerheden zijn verstrekt. Is sprake van een onzakelijke lening, dan is een verlies op die lening niet aftrekbaar van de winst.
Om te voorkomen dat een lening onzakelijk is, moet u allereerst een leningsovereenkomst opstellen. Zorg dat u goede afspraken maakt over de te betalen rente en aflossing en over zekerheden voor de schuldeiser. Dit geldt ook als de lening wordt verstrekt tussen de vennootschap en de aandeelhouder-natuurlijk persoon.
3.18 Ga na of u alle overeenkomsten met de bv heeft vastgelegd
De dga en de bv worden nogal eens als één gezien. Strikt genomen is dat natuurlijk niet zo. Dat betekent dat alle overeenkomsten tussen de bv en de dga schriftelijk moeten worden vastgelegd. Ga daarom na of dat voor alle overeenkomsten (arbeidsovereenkomst, leningsovereenkomst e.d.) is geregeld.
Tip!
Als u toch bezig bent met de schriftelijke vastlegging: controleer of uw personeelsleden allemaal een schriftelijke arbeidsovereenkomst hebben. Zonder schriftelijke arbeidsovereenkomst is het tarief voor de WW-premie hoger.
3.19 Rapportageplicht werkgebonden personenmobiliteit voor grote werkgevers
Als uw organisatie 100 of meer werknemers heeft, bent u vanaf 1 juli 2024 verplicht te rapporteren over het zakelijke verkeer en het woon-werkverkeer van uw medewerkers. Deze rapportageverplichting is ingesteld om inzicht te krijgen over de CO2-uitstoot in Nederland, met het oog op een vermindering daarvan. Uiterlijk 30 juni 2025 dient u de gevraagde gegevens over 2024 in.
3.20 Open cv en fonds voor gemene rekening
Met ingang van 2025 wordt de open cv fiscaal transparant en zullen fondsen voor gemene rekening over het algemeen niet meer zelfstandig belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. In beginsel leidt dit tot een verplichte overdracht inclusief fiscale afrekening van vermogensbestanddelen en een vervreemding van de deelname bij de commanditair vennoot of de deelgerechtigde tot het fonds voor gemene rekening per 31 december 2024. Er is voorzien in uitgebreid overgangsrecht maar dan dient er wel een herstructurering plaats te vinden in 2024. Omdat hierbij doorgaans een notaris wordt ingeschakeld, raden wij aan om deze herstructurering zo spoedig mogelijk in gang te zetten.
Let op!
Het uitvoeren van deze herstructurering is complex. Schakel hiervoor een specialist in.
4. PARTICULIEREN
4.1 Minder belastingvoordeel voor aftrekposten
Een groot aantal aftrekposten is niet meer aftrekbaar tegen het hoogste tarief in de inkomstenbelasting, maar gemaximeerd tot een bepaald tarief. Het gaat dan bijvoorbeeld om de aftrek van de eigenwoningrente en de persoonsgebonden aftrek, zoals partneralimentatie. De afbouw van het aftrektarief vindt plaats tegen het aftrektarief van de laagste tariefschijf: in 2024 is dat tegen 36,97% en in 2025 tegen 37,48%.
4.2 Voeg aftrekposten samen
Voor bepaalde aftrekbare kosten moet u rekening houden met een inkomensafhankelijke drempel. Dit geldt bijvoorbeeld voor uw zorgkosten en de giften aan goede doelen. Het kan dan voordelig zijn om kosten of giften naar voren te halen of juist uit te stellen, zodat u maar één keer te maken krijgt met een drempel, in plaats van elk jaar.
Let op!
Er geldt een plafond voor aftrek van giften van 10% van het verzamelinkomen vóór aftrek van de persoonsgebonden aftrekposten. Komen de giften boven dat plafond uit, dan kunt u beter splitsen.
Tip!
Overweeg uw jaarlijks terugkomende giften om te zetten in een periodieke gift. Er geldt dan geen drempel. Uw RB kan u daarbij helpen.
Let op!
Contante giften zijn niet aftrekbaar. Betaling per bank is dus noodzakelijk.
4.3 Verzoek om extra aftrek culturele giften
Giften aan culturele instellingen worden voor de giftenaftrek verhoogd met 25%, maar ten hoogste met € 1.250. Voor de jaren 2017-2022 geldt de maximale verhoging wettelijk per persoon. Vanaf 2023 geldt de maximale verhoging voor fiscale partners samen. De Belastingdienst gaat in zijn aangiftesystemen tot 2023 al uit van een maximale verhoging van € 1.250 voor partners samen.
Tip!
Komt 25% van het bedrag van de jaarlijkse giften aan culturele instellingen van u en uw partner in de jaren 2018-2022 uit boven € 1.250? Dan kunt u voor die jaren de Belastingdienst alsnog vragen om uw belastingaanslag te verminderen. Dat kan door een ambtshalve verzoek om vermindering, of als de belastingaanslag korter dan zes weken geleden is opgelegd, door middel van een bezwaarschrift. Doe dit over 2019 wel voor 31 december 2024.
4.4 Voorkom de hoge box 3-heffing
Het heffingvrije vermogen in box 3 is per 1 januari 2024 € 57.000. Fiscale partners betalen tot een vermogen van € 114.000 geen belasting. Daarboven betaalt u 36% belasting over de inkomsten in box 3. De inkomsten in box 3 worden per 1 januari 2024 als volgt berekend. Eerst wordt een forfaitair inkomen berekend voor drie vermogenscategorieën: banktegoeden, beleggingen/overige bezittingen en schulden. De forfaitaire percentages voor 2024 voor banktegoeden en schulden worden pas in februari 2025(!) bekend gemaakt. Het forfaitaire percentage voor beleggingen bedraagt in 2024 6,04% (2025: 5,88%). Deze forfaitaire inkomsten worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door uw totale vermogen (rendementspercentage). Dit rendementspercentage vermenigvuldigt u met uw vermogen boven uw heffingvrije vermogen. Over de zo berekende inkomsten in box 3, betaalt u in 2024 36% (2025: 36%) belasting.
Let op!
Vanaf 1 januari 2023 worden contant geld, aandeel in het VvE-reservefonds en derdengeldenrekening notaris/deurwaarders wel belast op grond van het forfaitaire rendement voor banktegoeden.
Tip!
De forfaitaire percentages voor beleggingen zijn hoger dan voor banktegoeden en schulden. Het kan voordelig zijn voor de heffing in box 3 om beleggingen te gebruiken om schulden af te lossen, dan wel na verkoop van beleggingen de opbrengst aan te houden als banktegoed. Doe dit dan wel vóór de peildatum van 1 januari 2025.
Let op!
In verband met antimisbruikbepalingen moet u een verlaging van de beleggingen in het laatste kwartaal van 2024 ten gunste van uw banktegoed tenminste drie maanden handhaven. Tenzij u aannemelijk kunt maken dat hieraan zakelijke motieven ten grondslag liggen. Anders worden deze transacties op de peildatum van 1 januari 2025 genegeerd.
Tip!
Aflossen van schulden in box 3 kan ook zinvol zijn als uw vermogen beperkt is en u geen belasting betaalt in box 3. U voorkomt daarmee namelijk hoge rentelasten.
4.5 Villatax: overleg met uw adviseur of bezwaar maken zinvol is
Heb je in 2024 een eigen woning met een WOZ-waarde van meer dan € 1.310.000 (2023: € 1.200.000), dan wordt voor de waarde boven dit bedrag een verhoogd eigenwoningforfait van 2,35% in aanmerking genomen. Dit wordt de villatax genoemd. Deze villatax is mogelijk in strijd met het Europese recht. Ontvang je een definitieve aanslag inkomstenbelasting en wordt daarbij de villatax in aanmerking genomen? Overleg met uw adviseur bij AAme of bezwaar maken zinvol is! Dit moet binnen 6 weken na dagtekening.
Let op!
Vanwege de problemen rondom box 3 legt de Belastingdienst geen definitieve aanslagen 2021 tot en met 2023 op, als uw box 3-vermogen bestaat uit meer dan alleen bank- en spaartegoeden. Mocht u toch over deze jaren een definitieve aanslag ontvangen? Overleg met uw adviseur of bezwaar maken tegen de villatax zinvol is!
4.6 Verzoek om vermindering inkomen box 3 2019
In de zogenaamde 6-juniarresten van 2024, heeft de Hoge Raad beslist dat het Rechtsherstel box 3 (2017-2022) en de Overbruggingswet box 3 (2023 e.v.) niet door de beugel kan. De Hoge Raad vindt dat rechtsherstel geboden moet worden door aan te sluiten bij het werkelijke rendement.
Let op!
Heeft u een definitieve aanslag 2019 met aanslagdatum van op of na 12 november 2021 of als de datum van de definitieve aanslag voor 12 november 2021 ligt maar er is wel tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag 2019 dan moet u in actie komen. Om in aanmerking te komen voor rechtsherstel box 3 op basis van werkelijk rendement moet u voor het einde van het jaar een verzoek tot ambtshalve vermindering indienen. Wellicht heeft u hiervoor van de Belastingdienst een formulier met retourenvelop ontvangen. U moet dit formulier dan ruim voor het einde van dit jaar terugsturen naar de Belastingdienst. Heeft u geen formulier met retourenvelop van de Belastingdienst ontvangen, neem dan contact op met uw adviseur bij AAme.
4.7 Benut de algemene heffingskorting van uw partner
Wanneer uw partner geboren is na 31 december 1962, wordt de algemene heffingskorting niet aan de partner uitbetaald als de partner in 2024 geen inkomsten heeft. Laat daarom de algemene heffingskorting van 2024 (€ 3.362) niet liggen en reken een deel van uw box 3-vermogen toe aan uw partner. De partner is hierover 36% belasting verschuldigd, welke verrekend kan worden met de algemene heffingskorting van € 3.362. Vraag uw adviseur om advies.
4.8 Kies voor groene beleggingen
Heeft u vermogen in box 3 waarover u inkomstenbelasting moet betalen? Kijk dan ook eens of het voordelig is om te investeren in groene beleggingen. Er geldt namelijk een vrijstelling voor groene beleggingen in box 3. Op 1 januari van het jaar (peildatum) geldt een vrijstelling tot een gezamenlijke waarde van maximaal € 71.251 (2024) in box 3. Dit is het bedrag zonder partner. Voor partners geldt immers het dubbele bedrag, dus € 142.502. Daarnaast kunt u profiteren van een extra heffingskorting. U heeft namelijk recht op de heffingskorting voor groene beleggingen en die bedraagt 0,7% van het vrijgestelde bedrag in box 3.
Let op!
U kunt alleen gebruik maken van de vrijstelling en de heffingskorting als u op 1 januari 2025 groene beleggingen heeft. Met ingang van 1 januari 2025 zal de vrijstelling voor groene beleggingen € 26.000 bedragen en voor partners € 52.000. Daarnaast wordt per 1 januari 2025 de heffingskorting van 0,7% naar 0,1% verlaagd. Per 1 januari 2027 worden de vrijstelling en heffingskorting groene beleggingen afgeschaft.
4.9 Laat uw huwelijkse voorwaarden controleren
De keuze voor een bepaald huwelijksgoederenregime wordt vaak bij het aangaan van het huwelijk bewust gemaakt en in de jaren daarna als vaststaand gegeven aanvaard. Door gewijzigde feiten en omstandigheden in de loop van de tijd kan een ander huwelijksgoederenregime veel gunstiger zijn dan de oorspronkelijk gekozen regeling. Een periodieke heroverweging is daarom aan te bevelen, met name bij verandering in de gezins- of familiesituatie of bij een aanzienlijke vermogensstijging of -daling.
Let op!
Het wijzigen of aangaan van huwelijkse voorwaarden moet via de notaris gebeuren.
4.10 Voer het verrekenbeding uit van uw huwelijkse voorwaarden
Bent u op huwelijkse voorwaarden getrouwd en is er in uw huwelijksvoorwaarden een verrekenbeding opgenomen? Vergeet dan niet de verrekening met uw echtgenoot op te stellen. Als verrekening (over een reeks van jaren) achterwege is gebleven, dan kan dat bij overlijden of echtscheiding tot hoogst onaangename gevolgen leiden. Vaak wordt dan namelijk bij overlijden of echtscheiding aangenomen dat de partners in gemeenschap van goederen waren gehuwd.
Tip!
Heeft u jarenlang verzuimd het periodiek verrekenbeding na te leven, neem dan contact op met uw RB. Dergelijke verrekenbedingen moeten zo snel mogelijk worden ‘hersteld’. Met behulp van een vaststellingsovereenkomst en wijziging van de verrekening kunnen de bedoelingen van partijen alsnog worden gerealiseerd.
4.11 Koop of verkoop eigen woning en de belastingheffing in box 3: vóór of na 31 december 2024?
Als u uw eigen woning binnenkort gaat verkopen, is het voordelig om de eigendomsoverdracht uit te stellen tot ná de jaarwisseling als u nog geen andere eigen woning heeft gekocht waarvoor u de verkoopopbrengst van uw huidige woning wilt aanwenden. Als u uw woning dit jaar nog verkoopt en notarieel levert, behoort de opbrengst tot het vermogen in box 3. Door pas ná de jaarwisseling uw woning te leveren, blijft deze per 1 januari 2025 buiten aanmerking voor de vermogensrendementsheffing.
Als u een eigen woning wilt gaan kopen en dat huis voor een flink bedrag met eigen vermogen wilt betalen, geldt het omgekeerde. In dat geval gaat uw vermogen in box 3 over naar box 1, waardoor het juist gunstig is om nog vóór de jaarwisseling de woning te laten leveren.
4.12 Stel de aankoop van de eerste eigen woning uit tot 2025
Als u dit jaar uw (eerste) eigen woning gaat kopen dan kan het voor een starter fiscaal voordelig zijn om de notariële levering naar 2025 uit te stellen. Per 1 januari 2025 wordt namelijk de startersvrijstelling voor de overdrachtsbelasting verhoogd van € 510.000 (2024) naar € 525.000. Indien de aankoop van uw (eerste) eigen woning tussen € 510.000 en € 525.000 ligt, dan kan de starter met het uitstellen van de notariële levering naar 2025 2% overdrachtsbelasting besparen. Om in aanmerking te komen voor de startersvrijstelling voor de overdrachtsbelasting gelden de volgende voorwaarden:
- De koper van de eigen woning is tenminste 18 jaar, maar nog geen 35 jaar oud;
- De totale waarde van de eigen woning bedraagt voor 2024 maximaal € 510.000 (2025: € 525.000);
- De koper van de eigen woning heeft niet eerder de startersvrijstelling voor de overdrachtsbelasting gebruikt.
De verkrijging van de economische eigendom van een woning is vanaf 2025 niet meer uitgesloten van het 2%-tarief of van de startersvrijstelling. De startersvrijstelling kan maar één keer benut worden. Is bijvoorbeeld bij de verkrijging van de economische eigendom de startersvrijstelling benut, dan kan deze niet opnieuw benut worden bij de latere verkrijging van de juridische eigendom.
Een sleutelovereenkomst wordt vaak gesloten om voorafgaande aan de juridische verkrijging werkzaamheden in de woning te kunnen verrichten. Als hiermee het risico van waardeverandering in enige mate overgaat op de koper, is er sprake van verkrijging van de economische eigendom. Deze verkrijging is belast met overdrachtsbelasting.
Met ingang van 2025 wordt een sleutelovereenkomst niet langer aangemerkt als een verkrijging van de economische eigendom en is deze daardoor niet belast mits de juridische levering van de woning binnen 6 maanden plaatsvindt en het een woning betreft die valt onder het 2%-tarief of de startersvrijstelling.
Let op!
Voor de startersvrijstelling voor de overdrachtsbelasting is ook vereist dat de koper duidelijk, stellig en zonder voorbehoud schriftelijk verklaart dat hij de eigen woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat gebruiken.
4.13 Stel de aankoop van de tweede of verhuurde woning uit tot 2026
Met ingang van 2026 wordt het tarief voor tweede- of verhuurde woningen verlaagd van 10,4% naar 8%. Het algemene tarief voor overige onroerende zaken blijft 10,4%.
4.14 Doe grotere privé-uitgaven nog dit jaar!
Als u dit jaar in privé nog een nieuwe auto of een nieuwe inboedel voor uw woonkamer koopt, bespaart u belasting in box 3. Dergelijke bezittingen behoren namelijk niet tot de grondslag voor de vermogensrendementsheffing. Dat betekent dat als u een aankoop voor bijvoorbeeld € 50.000 nog dit jaar afwikkelt, uw vermogen in box 3 op 1 januari 2025 met € 50.000 is verminderd, terwijl u de waarde van verkregen auto of inboedel niet in box 3 hoeft aan te geven. Mogelijk blijft u daarmee binnen het belastingvrije vermogen. Dat bespaart belasting in box 3. Raadpleeg uw adviseur voor de mogelijkheden.
4.15 Betaal premies voor lijfrenten op tijd
Heeft u een extra pensioenpotje nodig voor uw oude dag, dan is een lijfrente misschien een goede optie. Met een lijfrente kunt u sparen voor extra inkomen naast of in plaats van pensioen. De betaalde premie of inleg mag u aftrekken. Wilt u de premies aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting 2024, dan moet u de lijfrentepremie of inleg wel vóór 31 december 2024 betalen.
Let op!
De betaalde premie is alleen aftrekbaar als u een pensioentekort heeft. Dit wordt bepaald aan de hand van de jaarruimte en reserveringsruimte. Uw adviseur kan bepalen of u een pensioentekort heeft en u informeren of de premie of inleg voor een lijfrente aftrekbaar is.
Tip!
Vanaf 2023 zijn de fiscale jaarruimte en reserveringsruimte voor de aftrek van lijfrentepremies verruimd. Hierdoor kunt u waarschijnlijk meer lijfrentepremies aftrekken dan voorgaande jaren. Raadpleeg uw RB om na te gaan of dit interessant voor u is.
4.16 Maak gebruik van de Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)
In 2024 heeft u recht op IACK als u arbeidsinkomsten heeft van meer dan € 6.073, u een kind heeft dat jonger is dan 12 jaar en dat tenminste 6 maanden van een kalenderjaar op uw woonadres staat ingeschreven en als u een partner heeft uw arbeidsinkomen is lager dan dat van uw partner. De IACK bedraagt in 2024 maximaal € 2.950 en in 2025 maximaal 2.986. Co-ouders kunnen onder voorwaarden ook gebruik maken van de IACK, voor hen geldt een aparte regeling. Raadpleeg hiervoor uw adviseur.
Let op!
De IACK wordt vanaf 2027 voor alle ouders stapsgewijs afgebouwd. Met als gevolg dat de IACK met ingang van 1 januari 2035 is afgeschaft.
4.17 Verzoek om middeling
Heeft u sterk wisselende inkomsten in drie aaneengesloten jaren gehad, dan heeft u misschien nog recht op een belastingteruggave. Door het inkomen te middelen – gelijkelijk te verdelen – over die drie jaren, kunt u de nadelige werking van het progressieve tarief van de inkomstenbelasting ongedaan maken. Door de middeling wordt de belasting herrekend op basis van het gemiddelde inkomen over die drie jaren. Het verschil tussen de werkelijk geheven belasting en de herrekende belasting na middeling wordt na aftrek van een drempel terugbetaald. Voor 2024 is die drempel € 545 Middeling is alleen mogelijk over het inkomen in box 1. Raadpleeg hiervoor uw adviseur bij AAme.
Tip!
Raadpleeg uw adviseur om na te gaan of en over welke jaren middeling voor u interessant is. U mag elk jaar maar één keer in een middelingsverzoek betrekken. Uw adviseur kan ook het verzoek voor u indienen.
Let op!
Middeling is per 1 januari 2023 afgeschaft. Het laatste tijdvak waarover nog middeling mogelijk is, betreft de jaren 2022, 2023 en 2024.
4.18 Check de voorlopige aanslag inkomstenbelastingbelasting 2024
De regels over belastingrente zijn streng. Zeker in vergelijking tot de rente op een spaarrekening is de rente die u aan de Belastingdienst moet betalen erg hoog. Voor alle belastingen geldt vanaf 2025 het tarief van 6,5% (afhankelijk van de ECB-rente), met uitzondering van de vennootschapsbelasting waarvoor 9% (afhankelijk van de ECB-rente) geldt. U moet dus kritisch zijn op uw voorlopige aanslag of voorlopige teruggaaf. Controleer uw voorlopige aanslag of voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting 2024. Blijkt dat u over 2024 moet bijbetalen? Vraag dan om een aanpassing van de voorlopige aanslag of voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting 2024. Hiermee kunt u belastingrente voorkomen. Raadpleeg hiervoor uw adviseur.
Let op!
Belastingrente voorkomt u door vóór 1 mei 2025 de aangifte inkomstenbelasting over 2024 in te dienen.
4.19 Maak gebruik van de schenkvrijstellingen
De twee bekendste vrijstellingen voor schenkingen aan kinderen zijn de jaarlijkse vrijstelling (van € 6.633 in 2024) én de eenmalig verhoogde vrijstelling (van € 31.813 in 2024). Die verhoogde vrijstelling kan slechts éénmaal worden benut voor een kind dat tussen de 18 en de 40 jaar jong is. Bent u vergeten om uw zoon of dochter tijdig – vóór hun 40e – een ‘grote’ vrijgestelde schenking te doen? Als de (huwelijks-)partner van uw kind nog geen 40 jaar is, dan kunt u ook gebruikmaken van deze vrijstelling bij een schenking aan uw kind. Raadpleeg uw RB voor de mogelijkheden.
Let op!
Maakt u gebruik van de eenmalig verhoogde vrijstelling van € 31.813, dan kunt u in latere jaren geen gebruik meer maken van de andere verhoogde vrijstellingen (zie hierna). Heeft u voor uw kind al een keer gebruik gemaakt van een verhoogde vrijstelling schenkbelasting, dan kunt u geen gebruik meer maken van deze vrijstelling.
Let op!
U moet aangifte doen als u gebruik maakt van de eenmalige verhoogde vrijstelling. Maakt u alleen gebruik van de jaarlijkse vrijstelling, dan hoeft u geen aangifte te doen.
4.20 Schenk uw kind € 66.268 belastingvrij voor een dure studie
Ouders kunnen een kind in 2024 eenmalig € 66.268 belastingvrij schenken voor het volgen van een dure studie. Om deze vrijstelling te kunnen benutten, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- het kind moet ten tijde van de schenking tussen de 18 en de 40 jaar oud zijn;
- de schenking moet in één jaar plaatsvinden, tot maximaal € 66.268;
- het kind moet het bedrag van de schenking gebruiken voor het betalen van de kosten van een studie of een opleiding voor een beroep waarvan de kosten, exclusief kosten van levensonderhoud, minimaal € 20.000 per jaar bedragen;
- de bestemming van het geschonken bedrag voor de specifieke studie of opleiding en de verwachte kosten van die studie of opleiding moeten in een notariële akte zijn vastgelegd, en het geld moet uiterlijk in het tweede jaar na het jaar van schenking daaraan zijn besteed.
Let op!
U moet aangifte doen voor de schenkbelasting als u gebruik maakt van deze vrijstelling. Heeft u voor dezelfde persoon al eerder gebruik gemaakt van een verhoogde vrijstelling, dan kunt u geen gebruik meer maken van deze vrijstelling. Raadpleeg uw adviseur bij AAme.
4.21 Schenk aan uw (klein)kind
Voor schenkingen aan kinderen geldt een reguliere jaarlijkse vrijstelling van € 6.633 (bedrag voor 2024) en voor een schenking aan een kleinkind is dat € 2.658.
4.22 Schenk onder schuldigerkenning
Bij een schenking onder schuldigerkenning schenkt u ‘op papier’ aan de kinderen: u schenkt een som geld en u blijft dat geschonken bedrag schuldig. Daardoor krijgt u een schuld aan uw kinderen. De kinderen krijgen hierdoor een vordering op u. Die vordering kunnen zij meestal pas opeisen bij het overlijden van de langstlevende ouder. Deze vorm van schenking is goed toepasbaar als u niet voldoende vrije middelen ter beschikking heeft, bijvoorbeeld als het geld vastzit in uw onderneming of in beleggingen.
Let op!
U moet over het schuldig gebleven bedrag jaarlijks een rente van 6% per jaar aan de kinderen betalen. Doet u dat niet, dan worden de kinderen geacht het bedrag van de schenking (plus de te betalen rente) bij overlijden alsnog krachtens erfrecht te hebben verkregen. Zij moeten dan daarover toch nog erfbelasting betalen. Uw inkomen moet dus wel voldoende zijn om jaarlijks rente te betalen. Daarnaast moet de schenking in beginsel ook notarieel worden vastgelegd.
4.23 Schenking onderneming aan uw kinderen
Op dit momenten gelden er faciliteiten bij schenking van een eenmanszaak of aandelen in een bv waarin een onderneming zit. De inkomstenbelastingclaim kan worden doorgeschoven en er geldt een voorwaardelijke vrijstelling voor de schenkbelasting. Heeft u al het voornemen om de onderneming binnen afzienbare tijd te schenken? Dan is het gezien de wijzigingen van deze faciliteiten een overweging om eerder te schenken. Raadpleeg hiervoor uw AAme-adviseur.
4.24 Verhoogde vrijstelling voor schenking eigen woning
Schenkingen ten behoeve van de eigen woning die in 2022 zijn gedaan moeten uiterlijk 31 december 2024 besteed zijn aan behoeve van een eigen woning. Lukt dat niet dan moet u dat voor 31 mei 2025 doorgeven aan de Belastingdienst. Als de schenkingsovereenkomst is opgesteld met de ontbindende voorwaarde dat de schenking eigen woning tijdig is besteed, dan moet de begiftigde het bedrag terugbetalen en is geen schenkbelasting verschuldigd. Als die voorwaarde niet was opgenomen, moet alsnog schenkbelasting worden betaald. Raadpleeg hierover uw RB.
Vragen over de Eindejaarstips 2024?
Heeft u na het lezen van deze special met de Eindejaarstips 2024 vragen of wenst u meer informatie? Neem dan gerust contact op met de belastingadviseurs van AAme. Zij staan u graag te woord.
Lees ook over het Belastingplan 2025.