Belastingplan 2024

Belastingplan 2024

Prinsjesdagspecial

In deze Prinsjesdagspecial staan de belangrijkste voorstellen uit het Belastingplan 2024 en aanvullende wetsvoorstellen voor u op een rij. Veel voorstellen zijn al eerder aangekondigd, bijvoorbeeld in de Voorjaarsnota 2023.

Deze special is verdeeld in de volgende onderwerpen:

De voorgestelde maatregelen zullen per 1 januari 2024 in werking treden, tenzij anders vermeld.

ONDERNEMINGEN

Investeringsfaciliteiten

Om energie-investeringen en investeringen in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen te stimuleren zijn er diverse investeringsfaciliteiten beschikbaar. De energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen zouden eindigen per 1 januari 2024. Deze regelingen worden nu echter verlengd tot en met 31 december 2028. Het percentage van de EIA wordt daarbij wel verlaagd van 45,5% naar 40%.

Tip!
Maak waar mogelijk in 2023 nog gebruik van de EIA!

Verlaging MKB-winstvrijstelling

Het kabinet wil de MKB-winstvrijstelling verlagen van 14% naar 12,7%. De MKB-winstvrijstelling verlaagt de belastbare winst. Als de onderneming verlies lijdt, verkleint de MKB-winstvrijstelling het fiscale verlies.

Tip!
Haal winsten naar voren, laat voorzieningen vrijvallen en maak optimaal gebruik van het huidige tarief van 14%.

Bv kan giften niet meer aftrekken

In 2023 kunnen bv’s binnen bepaalde grenzen giften aan goededoelenorganisaties aftrekken. Per 1 januari 2024 vindt een vereenvoudiging van het schenken via de bv aan goede doelen plaats. In dat verband komt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting te vervallen. Maar giften die via de bv plaatsvinden zal de Belastingdienst in beginsel evenmin aanmerken als belast dividend.

Tip!
Een gift via een bv aan een kwalificerende goedendoelen-organisatie blijft vrijgesteld van schenkbelasting.

Bij overheidsingrijpen ruimere HIR

Via de herinvesteringsreserve (HIR) is belastingheffing over een boekwinst onder voorwaarden uit te stellen. Na 2024 vindt een verruiming van de voorwaarden plaats. Daardoor kan een IB-ondernemer na een door de overheid gedwongen gedeeltelijke staking van de ene onderneming ook een HIR vormen in een andere, al bestaande onderneming. De eis van het herinvesteringsvoornemen blijft bestaan.

Tip!
De ondernemer kan de belastingclaim ook doorschuiven naar een nieuwe onderneming.

Minder renteaftrek voor banken

Banken en verzekeraars hebben te maken met een specifieke renteaftrekbeperking, de minimumkapitaalregel. Grofweg gezegd is de verschuldigde rente niet aftrekbaar voor zover het vreemd vermogen 91% van het balanstotaal overtreft. Deze grens wordt voor boekjaren die op of na 1 januari 2024 beginnen verlaagd naar 89,4%. Banken en verzekeraars krijgen dus eerder te maken met de renteaftrekbeperking.

Conserverende aanslag excessief lenen

Bij emigratie kan een conserverende aanslag worden opgelegd om een belastingclaim die in Nederland is ontstaan veilig te stellen. Als een dga emigreert, een conserverende aanslag met uitstel van betaling ontvangt en na emigratie bovenmatig (excessief) van een nieuwe buitenlandse vennootschap leent, kan dit het uitstel van betaling beëindigen. Voorgesteld wordt de wet hierop aan te passen, met als doel dat invordering van de conserverende aanslag alleen plaatsvindt indien en voor zover bovenmatig (excessief) wordt geleend van een vennootschap waarop de conserverende aanslag betrekking heeft en de schuldtoename niet al eerder het uitstel van betaling heeft beëindigd.

Let op!
Invordering van de conserverende aanslag kan plaatsvinden voor zover bovenmatig wordt geleend van vennootschappen ter zake waarvan aan de dga een conserverende belastingaanslag met uitstel van betaling is verleend.

Verliezen bij geruisloze terugkeer

Als wordt besloten om de onderneming van een bv voortaan vanuit een IB-onderneming uit te oefenen, dan kan dit onder voorwaarden zonder directe belastingheffing (geruisloze terugkeer). Verrekenbare verliezen van de bv kunnen dan meegenomen worden naar de IB-onderneming. Om te voorkomen dat de verrekenbare verliezen bij de IB-onderneming door tariefverschillen een groter belastingvoordeel opleveren, wordt het bedrag aan mee te nemen verliezen op forfaitaire wijze berekend. Abusievelijk was dit niet juist in de wet van 2023 opgenomen. Bij besluit van 6 juli 2023 is al bepaald dat dit, vooruitlopend op de wetswijziging, met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 wordt aangepast. Nu wordt voorgesteld dit in de wet aan te passen.

Tip!
Beoordeel regelmatig of de bv vanuit fiscaal oogpunt en vanuit het oogpunt van aansprakelijkheid nog de juiste rechtsvorm voor de onderneming is.

Nieuwe voorwaarde voor fgr

Wil een fonds voor gemene rekening (fgr) voor de vennootschapsbelasting zelfstandig belastingplichtig blijven, dan moet het per 1 januari 2025 aan een nieuwe voorwaarde voldoen. Het zal dan namelijk een kwalificerend beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten moeten zijn. De deelgerechtigdheid moet blijken uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.

Let op!
Familiefondsen worden door de nieuwe voorwaarde niet langer als fgr aangemerkt.

Strengere voorwaarden voor vbi

Per 1 januari 2025 mogen alleen beleggingsinstellingen en instellingen voor collectieve beleggingen in effecten conform de Wet op het financieel toezicht vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi’s) zijn. De vbi’s mogen alleen rechten van deelneming aanbieden aan een breed publiek of aan institutionele beleggers. Hiermee vervalt de mogelijkheid om gebruik te maken van het vbi-regime bij het beleggen van privévermogen.

Let op!
Lichamen die niet voldoen aan deze nieuwe voorwaarden, verliezen hun vbi-status op 1 januari 2025, zelfs als het boekjaar afwijkt van het kalenderjaar.

Overgangsrecht bij verlies fgr-status

Is een fonds voor gemene rekening (fgr) door de nieuwe definitie van het fgr niet meer zelfstandig belastingplichtig? Dan zou zonder nadere wetgeving het fonds belasting moeten betalen over de fictieve winst die hierdoor ontstaat. Om acute heffing te voorkomen, komt er overgangsrecht. Er wordt een doorschuiffaciliteit ingevoerd waarmee de belastingheffing wordt uitgesteld. Kan de doorschuiffaciliteit niet worden toegepast, dan kan mogelijk gebruik worden gemaakt van een betalingsfaciliteit. De betaling kan dan worden gespreid over een periode van tien jaar.

Tip!
Het overgangsrecht bevat ook een aandelenfusiefaciliteit voor bepaalde deelgerechtigden en een tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting.

ATR blijft deels intact

De invoering van de nieuwe definitie van het fonds voor gemene rekening (fgr) op 1 januari 2025 kan reden zijn voor de Belastingdienst om een vaststellingsovereenkomst (ATR) te beëindigen. Vaak ziet zo’n ATR ook op andere onderwerpen waarop de nieuwe definitie van de fgr geen invloed heeft. Voor die aspecten blijft de ATR in stand. Men hoeft daar niet schriftelijk om te verzoeken.

Kwalificatie rechtsvormen

Als rechtsvormen in Nederland anders worden behandeld dan in het buitenland kan dat leiden tot ongewenste situaties zoals dubbele belasting of dubbele aftrek. Om die situaties zoveel mogelijk te voorkomen, worden (buitenlandse) rechtsvormen in beginsel beoordeeld op basis van de rechtsvormvergelijkingsmethode. Dit wordt nu wettelijk vastgelegd. Volgens deze methode worden bepaalde civielrechtelijke kenmerken van buitenlandse rechtsvormen vergeleken met die van Nederlandse rechtsvormen om die buitenlandse rechtsvormen vervolgens voor de Nederlandse belastingheffing op dezelfde manier te behandelen. Er komen nieuwe regels voor niet-vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen.

Vervallen belastingplicht open cv

Nu kan een commanditaire vennootschap (cv) open of besloten zijn. Als alle vennoten toestemming moeten geven voor het toetreden of vervangen van een commanditaire vennoot, is er sprake van een besloten cv en wordt het resultaat bij de vennoten belast. In alle overige gevallen is er sprake van een open cv en wordt het resultaat bij de cv met vennootschapsbelasting belast. Dit onderscheid is niet in overeenstemming met de wetgeving in andere landen en komt daarom te vervallen: vanaf 1 januari 2025 zijn open cv’s in beginsel niet meer zelfstandig belastingplichtig, maar wordt het resultaat bij de vennoten van die cv belast.

Let op!
Er is overgangsrecht aangekondigd om ongewenste fiscale gevolgen van deze wijziging te voorkomen. Dit overgangsrecht geldt niet voor open cv’s die na bekendmaking van dit wetsvoorstel worden opgericht.

BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN

BOR

Als ondernemingsvermogen wordt overgedragen door schenking of vererving, kan dat tot heffing van schenk- of erfbelasting leiden. Om te voorkomen dat de continuïteit van een onderneming hierdoor in gevaar komt, kan er gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Daardoor is geen of minder erf- of schenkbelasting verschuldigd.

Doorschuifregelingen

De overdracht van ondernemingsvermogen leidt vaak tot de heffing van inkomstenbelasting. Er zijn diverse doorschuifregelingen (DSR) die ervoor zorgen dat deze heffing in bepaalde situaties wordt uitgesteld, zodat de continuïteit van de onderneming niet in gevaar komt. Eén van die doorschuifregelingen is specifiek gericht op de schenking van een aanmerkelijk belang (de DSR ab). Een aanmerkelijk belang is, simpel gezegd, een belang dat minimaal 5% van de aandelen in een vennootschap vertegenwoordigt.

Geen faciliteit voor verhuurd vastgoed

In principe komt enkel ondernemingsvermogen in aanmerking voor de BOR en de DSR ab. Dat leidt tot veel discussies, zeker bij verhuurd vastgoed: is het beleggings- of ondernemingsvermogen? Vanaf 2024 is verhuurd vastgoed altijd beleggingsvermogen voor de BOR en de DSR ab. Dat geldt ook voor koppelaankopen die nu nog als ondernemingsvermogen worden aangemerkt. Verhuurd vastgoed wordt voortaan gedefinieerd als vastgoed dat feitelijk ter beschikking is gesteld aan derden. Is dat op het moment van overdracht niet het geval, maar is het vastgoed daar wel voor bestemd, dan wordt het ook aangemerkt als beleggingsvermogen.

Let op!
Kortdurende terbeschikkingstelling, zoals bijv. bij hotelkamers, valt niet onder de voorgestelde maatregel. Dit geldt ook voor teeltpachtovereenkomsten.

Let op!
Er geldt een tijdsevenredige benadering voor vastgoed dat een deel van het jaar in de eigen onderneming wordt gebruikt en het andere deel van het jaar wordt verhuurd.

Afschaffen doelmatigheidsmarge

De BOR en de DSR ab bevatten een doelmatigheidsmarge: bij vennootschapsbelastingplichtige vennootschappen wordt het beleggingsvermogen ter grootte van maximaal 5% van het ondernemingsvermogen aangemerkt als ondernemingsvermogen. Hierdoor kan voor een deel van het beleggingsvermogen toch gebruik worden gemaakt van de BOR en de DSR ab. Voorgesteld is de doelmatigheidsmarge voor de BOR per 1 januari 2025 af te schaffen. Ook voor de DSR ab wordt de marge afgeschaft, maar dit kan pas later worden gerealiseerd. Het tijdstip wordt nog nader bepaald.

Privé en zakelijk gebruikt

Voor de BOR en de DSR ab is sprake van ondernemingsvermogen als een bedrijfsmiddel verplicht ondernemingsvermogen is (in de regel max. 10% privégebruik) of keuzevermogen dat is aangemerkt als ondernemingsvermogen (zakelijk gebruik tussen 10% en 90%). Nu wordt het keuzevermogen in zo’n geval in zijn geheel voor de BOR en de DSR ab als ondernemingsvermogen aangemerkt. Voorgesteld is voortaan enkel het deel van het bedrijfsmiddel dat zakelijk wordt gebruikt als ondernemingsvermogen voor de BOR en de DSR ab aan te merken. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze wijziging is 1 januari 2025.

Tip!
De maatregel wordt beperkt tot bedrijfsmiddelen met een waarde in het economische verkeer van minimaal € 100.000 en een gebruik voor andere dan ondernemingsdoeleinden van meer dan 10%.

Vervallen dienstbetrekkingseis DSR ab

De DSR ab kan op dit moment alleen worden toegepast als de bedrijfsopvolger al minimaal 36 maanden in dienst is van de vennootschap waarvan de aandelen worden geschonken. Voorgesteld is om deze dienstbetrekkingseis met ingang van 2025 te laten vervallen.

Let op!
Er is ook een DSR voor de overdracht van een onderneming voor de inkomstenbelasting bij leven. Ook die DSR kent een dienstbetrekkingseis, maar deze komt niet te vervallen.

Minimumleeftijd verkrijger bij schenking

Voorgesteld is om een minimumleeftijd in te voeren voor de verkrijger die een onderneming geschonken krijgt. Alleen als de verkrijger minimaal 21 jaar is, kunnen de DSR ab en de BOR worden toegepast. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de regelingen tegen te gaan. De invoering van de minimumleeftijd is gepland voor 1 januari 2025.

Let op!
De minimumleeftijd gaat niet gelden voor bedrijfsopvolgingen als gevolg van overlijden, omdat daarbij onbedoeld gebruik niet snel aan de orde is.

Aanpassing vrijstelling BOR

De BOR stelt nu 100% van de waarde in het economische verkeer van de onderneming bij voortzetting vrij tot een bedrag van € 1.205.871 per onderneming (dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd). Als de waarde hoger is, geldt voor het meerdere een vrijstelling van 83%. Vanaf 2025 wordt 100% van de waarde bij voortzetting tot een bedrag van € 1.500.000 vrijgesteld. Voor het meerdere geldt dan nog slechts een vrijstelling van 70%.

Beperking kwalificerende belangen

De BOR en de DSR ab gelden voor aanmerkelijk belangen. Daarbij gaat het om belangen van minimaal 5% van reguliere aandelen in een vennootschap, maar ook om andere, kleinere belangen. Voorgesteld is om de regelingen met ingang van 1 januari 2026 voornamelijk te beperken tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal, zodat de regeling meer gericht wordt op familiebedrijven. De regelingen blijven wel van toepassing op preferente aandelen die zijn uitgegeven in het kader van een bedrijfsopvolging en op bepaalde verwaterde belangen.

Let op!
Deze maatregel wordt verder uitgewerkt in het Belastingplan 2025.

Bezits- en voortzettingseis BOR

De BOR kan enkel worden toegepast als de erflater of schenker de onderneming al een bepaalde tijd in bezit had en de onderneming gedurende een bepaalde tijd door de verkrijger wordt voortgezet. Voorgesteld wordt om de bezits- en de voortzettingseis te versoepelen. Onderzocht wordt hoe een verkorting van de vijfjaarstermijn kan worden vormgegeven. In het Belastingplan 2025 wordt dit voorstel nader uitgewerkt. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2026.

Aanpak constructies BOR

In het Belastingplan 2025 wordt een voorstel uitgewerkt om misbruik van de BOR door middel van constructies aan te pakken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het omzetten van niet-ondernemingsvermogen in ondernemingsvermogen met als enige doel het voordelig kunnen overdragen van dit vermogen. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze maatregelen is 1 januari 2026.

WERKGEVER

Vrije ruimte werkkostenregeling

In 2023 bedraagt de vrije ruimte voor de werkkostenregeling 3% van de fiscale loonsom tot € 400.000. Over het deel van de fiscale loonsom dat hoger is dan € 400.000, bedraagt de vrije ruimte 1,18%. In de wet is abusievelijk opgenomen dat het maximumbedrag van de vrije ruimte in de eerste schijf in 2023 € 6.800 bedraagt (in plaats van € 12.000). Dit wordt met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 hersteld, waardoor het maximumbedrag in de eerste schijf gelijk zal zijn aan 3% van € 400.000. Vanaf 2024 wordt het percentage van de vrije ruimte verlaagd van 3% naar 1,92% over een fiscale loonsom tot € 400.000.

Tip!
Zorg ervoor dat dit jaar nog optimaal gebruikgemaakt wordt van de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling.

OV-abonnementen en voordeelurenkaarten

Er is een voorstel om het privégebruik van OV-abonnementen of voordeelurenkaarten die vergoed of verstrekt worden, gericht vrij te stellen. Dit betekent dat werkgevers deze altijd belastingvrij kunnen aanbieden, zolang het aannemelijk is dat ze (ook) gebruikt zullen worden voor zakelijke reizen, zoals woon-werkverkeer.

Tip!
Werkgevers hoeven dan geen registratie meer bij te houden van het privé- en zakelijk gebruik om in aanmerking te komen voor de vrijstelling.

BTW & ACCIJNZEN

Btw-tarief op agrarische goederen en diensten

Bepaalde agrarische goederen zijn belast tegen het verlaagde btw-tarief, zoals bijvoorbeeld stro, zaden en pootgoed. Wegens het vervallen van de landbouwregeling stelt het kabinet voor om ook het algemene tarief toe te passen op de levering van bepaalde agrarische goederen per 1 januari 2025.

Verhogen accijns op alcohol

Het kabinet stelt voor om de accijnstarieven voor alcoholhoudende producten met 16,2% te verhogen. Dit geldt voor bier, wijn en andere dranken. Het doel is extra inkomsten te genereren en te stimuleren dat alcoholconsumptie wordt verminderd.

Dieselvervangende stookolie

Het kabinet stelt voor om het gebruik van dieselvervangende stookolie te ontmoedigen en het fiscale voordeel weg te nemen door het accijnstarief gelijk te stellen aan dat van diesel. Het betreft een verhoging van het accijnstarief van € 41,31 naar € 595,57 per 1.000 liter stookolie per 1 januari 2024.

Verhoging tabaksaccijns

Het kabinet stelt voor om de tabaksaccijns op sigaretten en op rooktabak per 1 april 2024 aanvullend te verhogen, met respectievelijk € 0,60 per pakje sigaretten van 20 stuks en € 3,60 per pakje shag van 50 gram.

Tanken wordt nóg duurder

Op 1 april 2022 voerde het kabinet een tijdelijke accijnsverlaging door om de sterk stijgende brandstofprijzen te compenseren. Deze compensatie liep uiteindelijk door tot 1 juli 2023. Per die datum zijn de accijnswijzigingen deels weer teruggedraaid. Het plan is om per 1 januari 2024 ook het resterende deel van de accijnsverlaging van 2022 te beëindigen.

VASTGOED

Beperking afschrijving gebouwen in IB

Ondernemers, resultaatgenieters en rechtspersonen mogen gebouwen slechts tot een bepaalde waarde afschrijven; de zogeheten bodemwaarde. De hoogte van de bodemwaarde is op dit moment verschillend voor de IB en VPB en is bovendien afhankelijk van de wijze waarop het gebouw wordt gebruikt (in eigen gebruik of ter belegging). Nu geldt in de IB een ruimere afschrijvingsmogelijkheid voor gebouwen in eigen gebruik dan in de VPB. Het kabinet wil dit onderscheid wegnemen door de bodemwaarde voor alle gebouwen vast te stellen op de WOZ-waarde.

Let op!
Hiermee worden in de IB de afschrijvingsmogelijkheden voor gebouwen in eigen gebruik aanzienlijk beperkt, evenals – indien aan de orde – de toepassing van de herinvesteringsreserve.

Samenloopvrijstelling aandelentransacties

In de praktijk worden onroerende zaken regelmatig via een aandelentransactie overgedragen om btw of overdrachtsbelasting te vermijden. Het kabinet stelt voor om de zogenoemde samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting per 1 januari 2025 zodanig te wijzigen dat er in ieder geval 4% overdrachtsbelasting wordt geheven wanneer het:

  • nieuwe onroerende zaken voor de btw betreft;
  • die voor minder dan 90% btw-belast worden geëxploiteerd; of
  • dat zich dit binnen twee jaren na het moment van verkrijging voordoet.

Dit wordt bereikt door de toepassing van de samenloopvrijstelling in die gevallen uit te sluiten.

Gezamenlijke aankoop eigen woning

Als partners besluiten om eerst gezamenlijk een eigen woning te kopen en daarna pas de woning van één van beide partners te verkopen, kan dit op grond van de huidige wetgeving ertoe leiden dat de aftrek van de (hypotheek)rente wordt beperkt. Voorgesteld wordt om de wet met terugwerkende kracht naar 1 januari 2022 aan te passen, zodat deze ongewenste renteaftrekbeperking wordt voorkomen.

Tip!
Het is mogelijk dat deze situatie zich al heeft voorgedaan in de aangifte inkomstenbelasting 2022. Dien in dat geval een bezwaarschrift of verzoek tot ambtshalve vermindering in en verwijs naar het Belastingplan 2024

Fbi-regime bij beleggen in vastgoed

Vanaf 1 januari 2025 komt een lichaam dat direct belegt in vastgoed niet meer in aanmerking voor toepassing van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi) (0% vennootschapsbelasting). De winst van zo’n lichaam wordt daardoor belast tegen het reguliere vennootschapsbelastingtarief.

Tip!
Als beleggers in fbi’s met Nederlands vastgoed fiscaal neutraal willen blijven beleggen, is er de mogelijkheid om te herstructureren. Dit kan onder meer door het vastgoed onder te brengen in een voor Nederlandse fiscale doeleinden transparant lichaam.

Let op!
De invoering van de nieuwe definitie van fbi op 1 januari 2025 kan voor de Belastingdienst reden zijn om een vaststellingsovereenkomst (ATR) te beëindigen. De ATR blijft in stand voor onderwerpen waarop de nieuwe definitie van de fbi geen invloed heeft.

Tijdelijke vrijstelling OVB

Er komt een voorwaardelijke vrijstelling voor de overdrachtsbelasting (OVB) die verband houdt met het niet langer van toepassing zijn van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi) op lichamen die direct in vastgoed beleggen. De voorwaardelijke vrijstelling geldt vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025 en alleen bij een voorgeschreven herstructurering voor de verkrijging van de economische eigendom van vastgoed.

Let op!
De vrijstelling geldt alleen als de fbi een transparant lichaam opricht, de bewijzen van deelgerechtigheid daarin verkrijgt, de economische eigendom van het vastgoed daarin inbrengt en daarna de bewijzen van deelgerechtigheid overdraagt aan de aandeelhouders.

AUTO & MOBILITEIT

Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding

Een werkgever mag in 2023 aan zijn werknemers een onbelaste reiskostenvergoeding van maximaal € 0,21 per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer) toekennen. Deze maximale onbelaste vergoeding wordt per 1 januari 2024 verhoogd naar € 0,23 per kilometer. De verhoging geldt ook voor de inkomstenbelasting, zodat ondernemers en resultaatgenieters € 0,23 per kilometer in aftrek op hun resultaat mogen brengen voor elke zakelijke kilometer die zij met hun privévervoermiddel (auto, motor of fiets) rijden.

Tip!
Woonwerkkilometers mag u meetellen als zakelijke kilometers.

Verhoging vaste voet bpm

De bpm bestaat uit twee delen: de vaste voet en een variabel deel. Het variabele deel wordt gebaseerd op de CO2-uitstoot. Het kabinet stelt voor om de vaste voet in de bpm vanaf 2025 te verhogen met € 200.

Beëindigen teruggaaf bpm geldtransport

Het kabinet stelt voor om de bpm-teruggaaf op voertuigen voor geldtransport per 1 januari 2026 te beëindigen.

Wijzigingen MRB

Voor de motorrijtuigenbelasting (MRB) gelden een aantal nihil- dan wel verlaagde tarieven.

Het kabinet stelt voor om:

  • Het nihil- of lager tarief MRB voor personen- en bestelauto’s, geregistreerd met de brandstofsoort LPG, CNG en LNG, per 1 januari 2026 af te schaffen.
  • Het nihiltarief MRB OV-autobussen op autogas per 1 januari 2030 af te schaffen.
  • Het MRB-tarief van de kampeerauto van een kwarttarief te versoberen naar een halftarief per 1 januari 2026.
  • Het kwarttarief in de MRB voor paardenvervoer (paardentrailer) te beëindigen naar het reguliere tarief per 1 januari 2026.
  • De naheffingsperiode voor motorrijtuigen met een buitenlands kenteken te verkorten van maximaal 5 jaar tot maximaal 12 maanden. De bewijslast wordt gelijkgesteld met de overige naheffingen.
  • Een verduidelijking door te voeren in de situatie dat een naheffing voor de MRB mogelijk is vanwege een verandering aan het motorrijtuig. Denk hierbij aan het ombouwen van een bestelauto naar een personenauto. Het maakt daarbij niet uit of de verandering is aangebracht door de vorige of de huidige eigenaar.
  • De naheffingsaanslag te verminderen van 12 naar 3 maanden, wanneer de bestuurder bij een staandehouding geen handelaarskentekenbewijs kan overleggen.
  • Te verduidelijken dat de vrijstelling in de MRB voor een keuringsrit in het kader van de Algemene Periodieke Keuring (APK) alleen geldt op de dag van de APK.

Voor oldtimers geldt een specifieke MRB-regeling. Voertuigen die 40 jaar of ouder zijn, zijn vrijgesteld van MRB. Het kabinet stelt voor om de oldtimersvrijstelling in de MRB voor auto’s vanaf 40 jaar met ingang van 2028 te versoberen tot motorrijtuigen die voor 1988 zijn gebouwd (met een datum eerste toelating vóór 1 januari 1988).

Afschrijving bpm importvoertuig

De afschrijving van een gebruikt motorrijtuig voor de bpm kan worden bepaald met behulp van een algemeen gebruikte handelskoerslijst. Als een importvoertuig beoordeeld naar merk, model, transmissie, brandstof, vermogen, carrosserie en uitvoering niet overeenkomt met een voertuig van de koerslijst (een geringe afwijking in de CO2-uitstoot buiten beschouwing gelaten), dan kan voor het bepalen van de juiste afschrijving de handelsinkoopwaarde op verzoek vastgesteld worden op basis van een individuele waardebepaling (taxatierapport). Dit is in 2023 door de Hoge Raad bepaald en wordt nu in de wet opgenomen.

Tariefswijziging bpm

Een tariefswijziging voor de bpm geldt voor een nieuw motorvoertuig dat op dat moment is ingeschreven en waarvan de eerste tenaamstelling van het motorvoertuig twee maanden of later plaatsvindt dan het tijdstip van de tariefswijziging. Als de eerste tenaamstelling binnen twee maanden na de tariefswijziging plaatsvindt, dan geldt het oude tarief. Om te voorkomen dat deze regeling discriminerende elementen bevat, is op 12 december 2022 al goedgekeurd dat deze regeling ook geldt voor de inschrijving van een nieuw motorrijtuig in een andere lidstaat van de Europese Unie. Voorgesteld wordt deze regeling in de wet op te nemen.

(VERMOGENDE) PARTICULIEREN

Tarieven IB 2024 niet-AOW-er  

Belastingplichtigen die aan het begin van 2024 nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, krijgen in 2024 naar verwachting met de volgende tariefschijven te maken.

Tarief inkomstenbelasting 2024

Box 1- tarief

Belastbaar inkomen
meer dan (€)

maar niet meer dan (€)

Tarief 2024 (%)

Schijf
laag tarief
 75.62436,97%
Schijf
hoog tarief
75.624 49,50%

Tarief inkomstenbelasting 2023

Box 1- tarief

Belastbaar inkomen
meer dan (€)

maar niet meer dan (€)

Tarief 2023 (%)

Schijf
laag tarief
 73.03136,93%
Schijf
hoog tarief
 
73.031
 49,50%

Deze percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen. Voor wie minder of geen premies volksverzekeringen gelden, is een andere tariefstructuur van toepassing.

Tarieven IB 2024 AOW-er

Belastingplichtigen die aan het begin van 2024 de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt en zijn geboren na 1946, krijgen in 2024 naar verwachting met de volgende tariefschijven te maken.

Tarief inkomstenbelasting 2024 (AOW-ers)

Box 1- tarief

Belastbaar inkomen
meer dan (€)

maar niet meer dan (€)

Tarief 2024 (%)

Tarief
schijf 1
 38.139 *19,07%
Tarief
schijf 2
38.139 75.62436,97%
Tarief
schijf 3
75.62449,50%
* Geboren voor 1946: schijf 1 tot € 40.077

Tarief inkomstenbelasting 2023 (AOW-ers)

Box 1- tarief

Belastbaar inkomen
meer dan (€)

maar niet meer dan (€)

Tarief 2023 (%)

Tarief
schijf 1
 37.149 *19,03%
Tarief
schijf 2
37.149 73.03136,93%
Tarief
schijf 3
73.03149,50%
* Geboren voor 1946: schijf 1 tot € 38.703

Deze percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen. Voor wie andere premies volksverzekeringen gelden, is een andere tariefstructuur van toepassing.

Gewijzigde heffingskortingen

Hieronder zijn de wijzigingen in heffingskortingen opgenomen zoals vermeld in de Memorie van toelichting van het Belastingplan 2024. Deze betreffen belastingplichtigen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd. Voor mensen die ouder zijn dan de AOW-leeftijd gelden lagere maxima.

Heffingskortingen2024 (€)2023 (€)
Algemene heffingskorting maximaal3.3743.070
Arbeidskorting maximaal5.5535.052
Inkomensafhankelijke combinatiekorting maximaal2.9612.694
Jonggehandicaptenkorting902820

Verhoging tarief box 3 naar 34%

Het kabinet stelt voor om het tarief in box 3 met twee procentpunten te verhogen naar 34%. In 2025 zal het tarief in box 3 dan ongewijzigd blijven. Daarnaast stelt het kabinet voor om het heffingvrij vermogen in box 3 niet te indexeren per 1 januari 2024, waardoor ook in 2024 een heffingvrij vermogen van € 57.000 per persoon (€ 114.000 voor fiscale partners) geldt.

Let op!
Een nieuw box 3 stelsel is uitgesteld tot 2027.

Tip!
Als het werkelijke rendement uit sparen en beleggen lager is dan het forfaitaire rendement, maak dan bezwaar tegen de aanslag.

Aandeel VvE en gelden derdenrekening

Per 1 januari 2023 is een tijdelijke regeling voor de box 3-heffing in werking getreden, met als doel om de forfaitaire rendementen beter aan te laten sluiten op de werkelijke rendementen. Bezittingen kunnen behoren tot de categorie banktegoeden (forfaitair rendement in 2023 voorlopig 0,36%) of overige bezittingen (forfaitair rendement in 2023 6,17%). Het kabinet stelt voor om lidmaatschapsrechten in een VvE en gelden op een derdenrekening met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 in de (lager belaste) categorie banktegoeden onder te brengen.

Onderlinge vorderingen en schulden

Vanaf 1 januari 2023 geldt voor vorderingen een hoger forfaitair rendement (6,17%) dan voor schulden (voorlopig in 2023 2,46%). Hierdoor ontstaat bij onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen een hoger box 3-inkomen dan onder de regeling die tot 1 januari 2023 gold. Om dit te voorkomen stelt het kabinet voor om deze vorderingen en schulden met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 voor box 3 buiten beschouwing te laten (defiscaliseren).

Let op!
Onderlinge vorderingen en schulden kunnen bijvoorbeeld optreden door een verrekenbeding dat is opgenomen in de huwelijkse voorwaarden.

IACK strenger bij co-ouderschap

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting voor alleenstaanden of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor een kind combineren. Bij co-ouderschap moet de zorg voor het kind door de co-ouders in gelijke mate worden verdeeld. Door een arrest van de Hoge Raad was daarvan al sprake bij 78 dagen zorg aan het kind in een kalenderjaar door één van de co-ouders.  Vanaf 1 januari 2024 moeten co-ouders ieder ten minste 156 dagen van het kalenderjaar voor het kind zorgen.

Tip!
De eis van 156 dagen geldt per kalenderjaar, maar het blijft mogelijk om die grens naar tijdsgelang te herrekenen in het jaar dat het co-ouderschap begint of eindigt. Daarbij geldt als voorwaarde dat het co-ouderschap in dat jaar minstens zes maanden duurt.

Afschaffing betalingskorting IB

De Belastingdienst verleent bij bepaalde voorlopige IB-aanslagen een betalingskorting als de hele aanslag minus de betalingskorting uiterlijk op de eerste vervaldag is betaald. Deze regeling wordt afgeschaft. Het blijft mogelijk om een voorlopige aanslag IB ineens te betalen, maar dat levert vanaf 2024 geen betalingskorting meer op.

Lucratief belang

Vermogensrechten die (mede) zijn verkregen als beloning voor werkzaamheden kunnen een lucratief belang vormen. Inkomsten hieruit worden belast in box 1 (maximaal 49,5% in 2023). Hiervan is sprake als de vermogensrechten economisch vergelijkbaar zijn met achtergestelde soortaandelen die in totaal minder dan 10% van het totaal geplaatste kapitaal in de vennootschap uitmaken. Hierbij telt agio en informeel kapitaal ook mee. Het kabinet stelt voor om met werking per 26 juni 2023 een aandeelhouderslening die geen informeel kapitaal vormt, maar die wel bijdraagt aan een beloning voor werkzaamheden, ook mee te tellen voor deze beoordeling. Dit is een reactie op rechtspraak van de Hoge Raad en was in een brief op 26 juni 2023 al aangekondigd.

Let op!
Dit voorstel heeft terugwerkende kracht tot 26 juni 2023.

Corrigeren belastingaangifte

Het kabinet stelt voor om het corrigeren van een al ingediende belastingaangifte inkomstenbelasting te vereenvoudigen. Dat gebeurt door een herzien digitaal aangiftebiljet inkomstenbelasting als een verzoek om ambtshalve vermindering aan te merken. Dit moet schelen in de communicatie tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst. Er wordt echter expliciet niet getornd aan het recht van een belastingplichtige om bezwaar of beroep in te stellen.

Tip!
Dient u zowel een (digitaal) aangiftebiljet in als een schriftelijk bezwaarschrift tegen uw aanslag inkomstenbelasting? En verwijst u in uw bezwaarschrift naar uw aangiftebiljet? Dan zal de inspecteur deze berichten gezamenlijk moeten behandelen als een bezwaar.

Verlaging basishuur voor huurtoeslag

Vanaf 2024 vindt jaarlijks een verlaging plaats van de basishuur, nadat eerst een opslag heeft plaatsgevonden op grond van de Wet op de huurtoeslag. De basishuur is dat deel van de huur, die volledig voor rekening van de huurder blijft. De verlagingen zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

JaarJaarlijkse verlaging (€)
202434,67
202534,09
202633,52
202732,94
202832,36
2029 en verder31,79

Vertraagde afbouw heffingskorting

Vanaf januari 2012 wordt de algemene heffingskorting (AHK) in de uitkeringshoogte van de bijstand en bijstandsgerelateerde uitkeringen (uitgezonderd de AOW) afgebouwd. Dit gebeurt door de dubbele AHK in de berekening van het referentieminimumloon af te bouwen tot eenmaal de AHK. Deze afbouw wordt vertraagd. Daardoor houdt men bij de berekening van het referentieminimumloon per 1 januari 2024 en 1 juli 2024 rekening met 1,575 maal de AHK. Vanaf 1 januari 2025 wordt de AHK per halfjaar met 2,5 procentpunt verlaagd totdat deze op 1 januari 2036 1 maal het AHK bedraagt. Het gevolg is dat de bijstandsuitkering en de daaraan gerelateerde uitkeringen iets hoger komen te liggen.

Wijziging in kindgebonden budget

Per 1 januari 2024 vinden de volgende wijzigingen plaats in de berekening van het kindgebonden budget, en wel nadat een beleidsmatige aanpassing en een indexatie hebben plaatsgevonden.

Wijziging ziet op:Verhoging/ verlaging?Bedrag per jaar in €
maximumbedrag voor het eerste kindverhoging750
maximumbedrag voor tweede en volgende kindverhoging883
extra kindgebonden budget voor kinderen van 12 tot 16 jaarverhoging400
extra kindgebonden budget voor kinderen van 16 en 17 jaarverhoging400
extra kindgebonden budget voor alleenstaande oudersverlaging619
inkomensafbouwgrensverlaging11.111

INTERNATIONALE SITUATIES

Staatssteun, gegevens en transparantie

Staatssteun mag uitsluitend onder voorwaarden worden verstrekt. Een van de voorwaarden is de transparantieverplichting via de ‘Transparency Aid Module (TAM)’. In de TAM moeten diverse gegevens opgenomen worden. Om deze gegevens te verzamelen en te verwerken wordt voorgesteld om een verplichting tot het verstrekken van deze gegevens in te voeren. De verplichting bestaat uit een jaarlijkse actieve gegevensverstrekking voor energiebelastingplichtigen en een passieve gegevensverstrekking voor begunstigden. Denk bijvoorbeeld aan gegevens in verband met verlaagde tarieven voor glastuinbouw, laadpalen en walstroom. Er kan een last onder dwangsom opgelegd worden als niet aan de verplichting wordt voldaan.

Tip!
Voor de postcoderegeling is dit niet aan de orde, omdat de voordelen onder de drempelbedragen blijven.

Bewijspositie bij dividendstripping

Bij dividendstripping wordt heffing van dividendbelasting beperkt of zelfs voorkomen. Om dividendbelasting te kunnen verrekenen, terug te vragen of te verminderen moet de ontvanger van het dividend de uiteindelijk gerechtigde zijn. Bij dividendstripping is het voor de Belastingdienst lastig om te bepalen of hieraan wordt voldaan. Om de bewijspositie van de Belastingdienst te verbeteren, is voorgesteld dat degene die een beroep doet op verrekening, teruggave of vermindering, aannemelijk moet maken dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit geldt pas vanaf een bedrag van € 1.000 aan geheven dividendbelasting op jaarbasis (doelmatigheidsmarge).

Let op!
Er wordt doorlopend onderzoek gedaan naar alternatieve maatregelen om dividendstripping. Ook naar de aanpak van dividendstripping bij deelnemingsdividenden.

De huidige wet bepaalt dat invoerrechten tot vijf jaar terug kunnen worden nagevorderd als sprake is van een onjuiste of onvolledige douaneaangifte. Voorgesteld wordt deze navorderingstermijn terug te brengen naar drie jaar als geen sprake is van opzet. Die navorderingstermijn van drie jaar geldt voor het onjuist en onvolledig doen van aangiften, maar ook voor het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen of gegevens. Daarnaast wordt voorgesteld om per 1 juli 2024 de strafrechtelijke sanctie te vervangen door een bestuurlijke boete als geen sprake is van opzet.

BES-EILANDEN

Opbrengstbelasting vestigingsplaatsfictie

Het kabinet stelt voor om de voorwaarden van een vestigingsplaatsfictie voor de toepassing van de opbrengstbelasting te wijzigen voor houdstermaatschappijen. Het gekwalificeerde percentage wordt per 1 januari 2024 verlaagd van 95% naar 50%. Om misbruik te voorkomen mogen de activiteiten niet voor meer dan 50% zien op beleggingen, deelnemingen, liquiditeiten of activa waarvan het gebruik buiten de BES-eilanden ter beschikking wordt gesteld.

Afschaffen integratieheffing

Het kabinet stelt voor om de integratieheffing in de algemene bestedingsbelasting af te schaffen. Zo wordt een cumulatie van belasting voorkomen wanneer sprake is van het zelf vervaardigen van goederen. Ook wordt de omzetgrens van de kleineondernemingsregeling verhoogd.

Definitie personenauto’s

Er worden verschillende definities gehanteerd van het begrip (personen)auto in de BES-belastingen. Het kabinet stelt voor om het begrip (personen)auto te uniformen per 1 januari 2024. Voor de Algemene bestedingsbelasting betekent dit dat pick-ups met een enkele cabine en bestelauto’s per 1 januari 2024 onder het hoge tarief vallen en bij privégebruik bijtelling van toepassing is.

Formele belastingregels

Voorgesteld wordt om een aantal formele belastingregels aan te passen, zoals de termijnen voor het opleggen van een navorderingsaanslag, het (op termijn) mogelijk maken om een aangifte digitaal in te dienen, het introduceren van een meldingsplicht voor vastgoedbelasting indien een vastgoedeigenaar geen aanslag heeft ontvangen en een nieuwe boetebepaling.

Minimumbelasting

Het kabinet introduceert een minimumbelasting voor de BES-eilanden van 15%. Deze heffing gaat gelden voor verslagjaren die op of na 31 december 2023 beginnen.

ENERGIE & MILIEU

Aanpassing energiebelasting

Het kabinet stelt voor de eerste schijven voor gas en elektriciteit in de energiebelasting op te knippen en de schijfgrens te stellen op 1.000 m3.

Blokverwarming en energiebelasting

Nadere wetswijzigingen zijn noodzakelijk om in de toekomst het tarief van de nieuwe eerste schijf gas te kunnen verlagen ten opzichte van het tarief van de nieuwe tweede schijf gas. Een belangrijke wijziging is de invoering van een forfaitaire teruggaveregeling voor blokverwarming. Dit zorgt ervoor dat verbruikers achter een blokverwarming niet meer energiebelasting betalen voor het verbruik in de nieuwe eerste schijf dan verbruikers met een individuele aansluiting.

Actualiseren duurzame warmtebronnen

Er is een voorstel om de lijst van duurzame warmtebronnen in de stadsverwarmingsregeling binnen de energiebelasting te actualiseren. Dit omvat toevoeging van installaties die voornamelijk aquathermie, lucht-water-warmtepompen, gasvormige biomassa of elektrische boilers gebruiken. Hierdoor verdwijnt het verschil in fiscale behandeling van vergelijkbare warmtebronnen. Daarmee wordt de keuze voor deze duurzame technieken niet gestuurd door de fiscaliteit, maar door welke techniek het meest geschikt is voor de situatie. Dit zal de doeltreffendheid en efficiëntie van de regeling verbeteren.

Let op!
Volgens de Belastingdienst is de invoering van de maatregel pas per 1 januari 2025 uitvoerbaar.

Glastuinbouw: verlaagd gastarief

De energiebelasting kent verlaagde tarieven op aardgas voor de glastuinbouwsector. Deze verlaagde tarieven worden geleidelijk afgeschaft tussen 2025 en 2030. Deze afschaffing ondersteunt de energietransitie en levert de staatskas meer geld op.

Let op!
De Europese Commissie moet de geleidelijke afbouw van de verlaagde gastarieven goedkeuren. Anders worden de verlaagde tarieven per 2025 afgeschaft.

Beperken vrijstelling elektriciteitsopwekking

De energiebelasting kent een inputvrijstelling voor het gebruik van aardgas en elektriciteit voor het opwekken van elektriciteit. Deze vrijstelling wordt stapsgewijs beperkt. De outputvrijstelling voor elektriciteit wordt deels afgeschaft. Exploitanten van middelgrote installaties worden afwijkend behandeld, zodat zij niet verplicht belastingplichtig worden. Alle wijzigingen gaan in per 2025.

Glastuinbouw: invoeren CO2-heffing

Er wordt per 1 januari 2025 een CO2-heffing ingevoerd voor glastuinbouwbedrijven. De omvang van de uitstoot van CO2 wordt bepaald op basis van het aantal kubieke meter aardgas dat is verstookt en een standaard CO2-emissiefactor die jaarlijks door de Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt vastgesteld. Het tarief zal oplopen van € 1,35 per ton CO2 in 2025 naar € 6,80 per ton CO2 in 2030.

Industrie en energiebelasting

Per 1 januari 2025 zullen bepaalde vrijstellingen in de energiebelasting vervallen, namelijk voor metallurgische en mineralogische procedés. Door dit voorstel komt per 1 januari 2025 een voordeel op het gebruik van fossiele energie te vervallen voor o.a. de ijzer- en staalindustrie, de non-ferrometaalindustrie (o.a. productie van aluminium en zink), de metalen producten industrie en mineralogische industrie (o.a. productie van glas, tegels, bakstenen en kalkzandsteen). De vrijstelling blijft behouden voor de productie van waterstof door middel van elektrolyse.

Aanpassing kolenbelasting

Bedrijven die kolen invoeren, vervoeren of opslaan moeten kolenbelasting betalen. Het kabinet stelt voor om de vrijstellingen voor duaal gebruik van kolen en non-energetisch gebruik van kolen per 2028 af te schaffen. Hierdoor wordt een extra prijs gezet op de CO2-uitstoot en op de uitstoot van andere luchtvervuilende stoffen door kolengebruik.

Minimumprijs CO2-uitstoot

De minimumprijs voor CO2-uitstoot voor de elektriciteitssector en de industrie zal worden verhoogd. Het doel hiervan is om Nederlandse bedrijven te stimuleren om in hun investeringskeuzes rekening te houden met de gevolgen van broeikasgasemissies voor het klimaat.

OVERIGE MAATREGELEN

Co-ouderschap toeslagen

Per 1 januari 2024 vindt een vereenvoudiging plaats in de manier waarop men vaststelt of voor toeslagen sprake is van co-ouderschap. Het is niet meer nodig dat op elk moment in het jaar sprake is van een gelijke verdeling. Het is voldoende als op kalenderjaarbasis het verblijf van het kind in beide huishoudens nagenoeg in een gelijke verhouding is. Hiervan is in ieder geval sprake als het kind 156 dagen (3 dagen maal 52 weken) per berekeningsjaar bij elk van beide ouders verblijft.

Tip!
In individuele gevallen houdt de Dienst Toeslagen nog wel ruimte om maatwerk te bieden.

Evaluatie begrip overtreder vertraagd

Aan een overtreder is een bestuurlijke boete op te leggen. In 2014 is het begrip overtreder uitgebreid met personen die anderen bewust helpen bij het niet nakomen van fiscale verplichtingen of verplichtingen voor toeslagen. Het betreft specifiek de doen pleger, de uitlokker en de medeplichtige. De evaluatie van deze uitbreiding blijkt nog niet goed mogelijk en wordt daarom uitgesteld tot 1 januari 2029. Na deze datum vervalt deze uitbreiding automatisch, tenzij er een aanvullend wetsvoorstel wordt aangenomen.

Let op!
Deze bepaling maakt het mogelijk om betrokkenen die anderen bewust helpen bij het niet nakomen van hun verplichtingen in de fiscaliteit of toeslagen een bestuurlijke boete op te leggen.

Rente bij toeslagen

Voor toeslagen geldt dezelfde regeling voor vergoeding en betaling van belastingrente als voor de inkomstenbelasting en dus ook hetzelfde tarief van 6%. Met terugwerkende kracht tot 1 juli 2023 wordt de door de toeslaggerechtigde te betalen rente verlaagd naar 4%. Als de toeslaggerechtigde recht heeft op rente wordt deze pas per 1 januari 2024 verlaagd van 6% naar 4%.

Hardheidclausule in de Invorderingswet

Op dit moment bestaat er bij de invordering van belastingen geen mogelijkheid om bij onvoorziene en zeer onredelijke gevolgen af te wijken van de regels zoals die in de wet staan. Om die reden wordt er een hardheidsclausule in de Invorderingswet ingevoerd. Daarmee krijgt de Minister van Financiën de bevoegdheid om belastingschuldigen tegemoet te komen in gevallen waarin de Invorderingswet leidt tot ‘onbillijkheden van overwegende aard’. Een belastingschuldige dient in dat geval een verzoek voor toepassing van de hardheidsclausule in te dienen.

Let op!
De hardheidsclausule is (alleen) bedoeld voor bijzondere gevallen of groepen van gevallen waarin toepassing van de wet leidt tot zeer onredelijke gevolgen die niet zijn voorzien bij de totstandkoming van de wettelijke bepaling.

Compensatie schending grondrecht

Om te bepalen welke belastingaangiften handmatig gecontroleerd moesten worden, heeft de Belastingdienst een risicoselectie toegepast waarbij ook niet-fiscale gronden zijn gebruikt. Met die werkwijze zijn de grondrechten van belastingplichtigen geschonden en dienen zij daarvoor te worden gecompenseerd, zolang de Belastingdienst niet aannemelijk kan maken dat de selectie op fiscale gronden heeft plaatsgevonden. Uitgangspunt is dat die belastingplichtigen niet zelf om die compensatie hoeven te verzoeken. Deze compensatie is onbelast en wordt niet verrekend met eventuele openstaande belastingschulden.

Proceskostenvergoedingen

Er worden veel WOZ- en BPM-bezwaren ingediend door no cure no pay-gemachtigden. Om de werkdruk die hierdoor ontstaat te verminderen, zijn drie maatregelen voorgesteld. De vergoedingen ter tegemoetkoming in de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden verlaagd. Ook wordt de hoogte van de vergoeding van immateriële schade vanwege overschrijding van de redelijke termijn wettelijk vastgelegd. Tot slot wordt geregeld dat uitbetalingen die voortvloeien uit een beslissing op bezwaar of een uitspraak in een beroepsprocedure enkel plaatsvinden op een bankrekening op naam van de belanghebbende.

EERDER INGEDIENDE WETGEVING, O.A.:

  • Verlaging zelfstandigenaftrek naar € 3.750.
  • Wijziging tariefstructuur box 2: inkomen tot en met € 67.000 tegen 24,5% en meerdere tegen 31%.
  • Omzetting ab-verlies in belastingkorting: korting verlaagd naar 24,5%.
  • Aanpassing van de definitie van een zonnecelauto: vanaf 2024 wordt als een zonnecelauto aangemerkt een auto met geïntegreerde zonnepanelen, waarbij het vermogen van die zonnepanelen in wattpiek gedeeld door het verbruik in wattuur per kilometer minimaal 7 moet zijn. In 2025 wordt de bijtelling voor een zonnecelauto aangepast naar 17% van de cataloguswaarde.
  • Maximering loon voor 30%-regeling tot Balkenende-norm (€ 223.000 in 2023). Er is een overgangsregeling voor per eind 2022 bestaande situaties.
  • Volledige afschaffing van de vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning.
  • Verhoging van de woningwaarde waarvoor (onder voorwaarden) het lage tarief van de overdrachtsbelasting geldt naar € 510.000.
  • Strengere eisen voor giftenaftrek: per 1 januari 2024 geldt voor alle giften in natura van € 10.000 of meer dat een taxatierapport noodzakelijk is om aftrek te krijgen. Dat geldt voor zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting.
  • Wijziging met betrekking tot de afkoop van een lijfrente zonder fiscale sancties bij arbeidsongeschiktheid. Bij overschrijding van een limiet is niet langer 20% revisierente verschuldigd over de volledige afkoopsom, maar enkel over hetgeen te veel is afgekocht. De Belastingdienst past dit in de praktijk meestal al zo toe.
  • Verbetering van de rechtsbescherming voor beschikkingen belastingrente bij voorlopige aanslagen inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting: een termijn van zes weken om bezwaar te maken wordt verzekerd.
  • Registratieplicht voor betalingsdienstaanbieders bij grensoverschrijdende betalingen: plicht om betaalgegevens te verzamelen en door te geven aan de belastingdiensten van de betreffende lidstaten.
  • Invoering aanvullende bronbelasting: op dividenden naar landen met een winstbelastingtarief van minder dan 9% en naar landen die op de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden staan, wordt bronbelasting ingehouden.
  • Wijziging voor buitenlandse vennootschapsbelastingplichtigen met een aanmerkelijk belang: de aftrekuitsluiting van bronbelasting geldt voortaan ook voor buitenlands vennootschapsbelastingplichtigen met een aanmerkelijk belang in Nederland.

Winkelwagen
Click to access the login or register cheese
Scroll naar boven